In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had op 28 maart 2020 een aanslag leges van € 101.137,77 ontvangen van verweerder, welke aanslag was opgelegd op basis van de gemeentelijke belastingverordening. Eiseres heeft op 22 maart 2021 beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van 17 december 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 18 december 2020 is ingegaan. Eiseres heeft haar beroepschrift echter pas op 22 maart 2021 ingediend, wat betekent dat het beroep te laat is ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat de bestreden uitspraak op bezwaar op regelmatige wijze aan de gemachtigde van eiseres is bezorgd. De gemachtigde heeft ontkend dat de ontvangst op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelt dat het risico van de bezorging bij de gemachtigde ligt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft in een brief aan de rechtbank aangegeven dat zij de bestreden uitspraak op bezwaar voor het eerst op 15 maart 2021 heeft ontvangen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze e-mail niet als een nieuwe bekendmaking kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de proceskosten niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was.