ECLI:NL:RBMNE:2021:3509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
21/1406
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening na aanslag leges

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had op 28 maart 2020 een aanslag leges van € 101.137,77 ontvangen van verweerder, welke aanslag was opgelegd op basis van de gemeentelijke belastingverordening. Eiseres heeft op 22 maart 2021 beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van 17 december 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 18 december 2020 is ingegaan. Eiseres heeft haar beroepschrift echter pas op 22 maart 2021 ingediend, wat betekent dat het beroep te laat is ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat de bestreden uitspraak op bezwaar op regelmatige wijze aan de gemachtigde van eiseres is bezorgd. De gemachtigde heeft ontkend dat de ontvangst op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelt dat het risico van de bezorging bij de gemachtigde ligt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft in een brief aan de rechtbank aangegeven dat zij de bestreden uitspraak op bezwaar voor het eerst op 15 maart 2021 heeft ontvangen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze e-mail niet als een nieuwe bekendmaking kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de proceskosten niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1406

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M. van Weeren)
en

[verweerder] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 28 maart 2020 een aanslag leges met aanslagbiljetnummer [nummer] van € 101.137,77 opgelegd op grond van de gemeentelijke belastingverordening van de gemeente [gemeente] .
Bij besluit van 17 december 2020 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 22 maart 2021 beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit geval de dag na de dag waarop de bestreden uitspraak op bezwaar is toegezonden (artikel 3:41, eerste lid, van de Awb). Volgens verweerder is de bestreden uitspraak op bezwaar aangetekend verzonden op 17 december 2020. Als dat juist is zou de beroepstermijn op 18 december 2021 zijn gaan lopen en zou eiseres dus te laat zijn met het instellen van beroep. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkheid op grond van die te late indiening achterwege.
Eiseres heeft op 10 mei 2021 een brief aan de rechtbank gestuurd waarin zij schrijft dat zij de bestreden uitspraak op bezwaar voor het eerst van verweerder heeft ontvangen bij e-mail van 15 maart 2021. Als dat juist is, is de beroepstermijn pas op 15 maart 2021 gaan lopen [1] en zou eiseres op tijd zijn met het instellen van beroep. Om vast te kunnen stellen of eiseres op tijd was met het instellen van beroep, moet de rechtbank dus beoordelen of de bestreden uitspraak op bezwaar op de juiste wijze bekend is gemaakt.
3. Indien de geadresseerde ontkent dat een besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt, moet het bestuursorgaan aannemelijk maken dat dit wel is gebeurd. Volgens vaste rechtspraak kan het bestuursorgaan dit doen door aannemelijk te maken dat het besluit is verzonden. [2] Verweerder heeft hiertoe in zijn verweerschrift de wijze waarop de aangetekende verzending heeft plaatsgevonden uiteengezet en kopieën overgelegd van de verzendadministratie van de bestreden uitspraak op bezwaar, waaronder het bewijs van verzending en het bewijs van bezorging en/of bewijs van ontvangst.
4. Daaruit blijkt dat de bestreden uitspraak op bezwaar is geadresseerd aan het postadres van de gemachtigde van eiseres, dat deze als bezorgd is geregistreerd op 18 december 2020 en dat er is getekend voor ontvangst. Maar volgens de gemachtigde van eiseres is de handtekening niet afkomstig van hemzelf, de twee advocaten die samen met hem het dossier behandel(d)en of van andere personen werkzaam op het advocatenkantoor van gemachtigde, die als enigen het processtuk in ontvangst hebben kunnen nemen.
5. Indien een poststuk aangetekend is verzonden en de ontvangst ervan wordt ontkend, moet vervolgens worden onderzocht of het poststuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. [3] Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand aantreft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.
6. De hiervoor besproken rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is ook van toepassing in dit geval, waarin geen afhaalbericht is achtergelaten, maar het poststuk is uitgereikt aan een bewoner dan wel een gebruiker van, althans een onbekende persoon aanwezig op het adres van gemachtigde. [4]
7. Eiseres heeft niet betwist dat de bestreden uitspraak op bezwaar aangetekend en correct geadresseerd is verzonden op 18 december 2020 en door PostNL op het adres van de gemachtigde van eiseres is aangeboden. Dat PostNL de brief niet aan een medewerker van het advocatenkantoor van de gemachtigde van eiseres zou hebben aangeboden, maar aan een andere aanwezige persoon in hetzelfde pand, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de brief op onregelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Het komt voor rekening en risico van de gemachtigde van eiseres dat de bezorging van post achter de voordeur van het adres van het advocatenkantoor van de gemachtigde van eiseres niet op een sluitende manier is geregeld.
8. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de bestreden uitspraak op bezwaar op 18 december 2020 op regelmatige wijze aan het adres van de gemachtigde van eiseres is bezorgd en daarmee op 18 december 2020 bekend is gemaakt in de zin van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Het nogmaals opsturen van de bestreden uitspraak op bezwaar per
e-mail op 15 maart 2021 is geen bekendmaking in de zin van artikel 3:41 van de Awb. Daarom is geen nieuwe beroepstermijn gaan lopen. [5] Gelet hierop eindigde de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 29 januari 2021. De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres ontvangen op 22 maart 2021. Dit is ruim na het verstrijken van de beroepstermijn. Het beroep is daarom te laat ingediend. De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
9. Nu het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, kan de rechtbank het beroep niet in behandeling nemen. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard (artikel 8:54 van de Awb). Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van P.J. Naus, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR2015:960.
2.HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416 en HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102.
3.ABRvS van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:585.
4.ABRvS 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2865.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU4776.