Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2021 in de zaak tussen
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de rechter is verhinderd deze
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die zijn bedrijf heeft overgedragen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser had sinds 1 maart 2007 een eigen bedrijf en ontving vanaf 1 maart 2017 een IOAZ-uitkering. Deze uitkering werd echter ingetrokken omdat eiser zijn bedrijfsactiviteiten niet had beëindigd, wat leidde tot een schending van de inlichtingenplicht. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de eerdere beslissing van 24 april 2019, waardoor deze in rechte vaststond.
Vervolgens heeft verweerder op 28 februari 2020 de kosten van de ten onrechte verleende uitkering teruggevorderd, wat eiser heeft bestreden. De rechtbank oordeelde dat de uitsluitingsgrond van artikel 6, tweede lid, aanhef en onder a, van de IOAZ op eiser van toepassing was, omdat hij feitelijk zijn bedrijfsactiviteiten had voortgezet. Eiser voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende onderbouwd waren om deze conclusie te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeerde dat de terugvordering rechtmatig was, aangezien eiser geen recht had op de IOAZ-uitkering in de betreffende periode. De beroepsgrond van eiser dat de hoogte van het terugvorderingsbedrag niet in verhouding stond tot de ontvangen onkostenvergoeding, werd eveneens verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.