ECLI:NL:CRVB:2020:1064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van kostendelersnorm en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op basis van de kostendelersnorm, waarbij appellanten, die sinds 2 maart 2014 bijstand ontvangen, niet hebben gemeld dat hun zoon, die eerder als kostendelende medebewoner werd aangemerkt, zijn studie heeft beëindigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door deze wijziging niet door te geven aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had de bijstandsverlening herzien naar 43,33% van de gehuwdennorm en een bedrag van € 1.687,22 netto teruggevorderd over een bepaalde periode. Appellanten voerden aan dat zij tijdig hadden gemeld dat hun zoon zijn diploma had behaald, maar de Raad oordeelt dat deze stelling niet met objectieve gegevens is onderbouwd. De Raad bevestigt dat de terugvordering niet onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen heeft en dat de enkele verwijzing naar financiële problemen van appellanten onvoldoende is om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.