1.5Bij besluit van 20 juli 2016 heeft verweerder ambtshalve het besluit van 7 mei 2013 herzien en de hoogte van de bestuurlijke boete vastgesteld op € 40,-. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend.
2. Eiser heeft bij brief van 28 februari 2020 verzocht met terugwerkende kracht vanaf 28 juni 2012 zijn recht op bijstand te herzien en de aan eiser opgelegde boetes te crediteren. Eiser heeft verder verzocht om wettelijke rente.
3. Verweerder heeft dit aangemerkt als een verzoek om herziening van de onder 1 genoemde besluiten. Bij het primaire besluit, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder het verzoek om herziening afgewezen. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat de besluiten in rechte vast zijn komen te staan en dat hetgeen eiser heeft aangevoerd niet als nova in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting heeft gezegd dat enkel nog in geschil is of verweerder het verzoek van eiser om herziening van de boete ter hoogte van € 40,- heeft mogen afwijzen.
5. Eiser voert aan dat hij nimmer zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, zodat verweerder zijn recht op bijstand niet had mogen herzien en verweerder ook geen boete kon opleggen. Eiser voert in dit kader aan dat hij nu eindelijk een kopie van zijn aanvraagformulier heeft ontvangen en dat daaruit blijkt dat hij alles naar waarheid heeft ingevuld. Op het aanvraagformulier zijn geen vragen gesteld over de omgangsregeling van zijn kind of over het co-ouderschap.
6. Verweerder heeft bij de afwijzing van het verzoek om herziening beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is.Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
7. De rechtbank is van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen nieuwe feiten en veranderde omstandigheden betreffen. Verweerder heeft daarom het verzoek om herziening van de boete kunnen afwijzen.
8. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is, volgt de rechtbank eiser daarin niet. Bij de beoordeling door de bestuursrechter of de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is, ligt niet de vraag voor of het oorspronkelijke besluit mogelijk onredelijk of onjuist is.Met wat eiser heeft aangevoerd, beoogt hij in feite een discussie over de juistheid van de onder 1 genoemde besluiten te voeren. Daarvoor is in deze procedure geen plaats, omdat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Vereist is dat wat eiser heeft aangevoerd kan leiden tot het oordeel dat (het gevolg van) de weigering het onjuist gebleken besluit te herzien, evident onredelijk is. Daarvan zal doorgaans slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Gelet op wat is aangevoerd is een dergelijk uitzonderlijk geval hier niet aan de orde.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
L.S. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: