In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Tellingen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarbij zijn AOW-pensioen per 5 november 2017 was verlaagd naar het bedrag voor gehuwden. Dit besluit was genomen omdat eiser zijn huwelijk, dat in 2016 in Suriname was gesloten, niet had gemeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de criteria voor duurzaam gescheiden leven, zoals vastgelegd in de relevante beleidsregels. Eiser had verklaard dat hij en zijn echtgenote van plan waren om samen naar Nederland te komen, maar dat de huwelijkse samenleving niet was begonnen. De rechtbank oordeelde dat de redenen voor het niet samenwonen niet relevant waren voor de beoordeling van de huwelijkse status. Eiser had de inlichtingenplicht geschonden door het huwelijk niet te melden, wat volgens de AOW-regelgeving verplicht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noopten tot afwijking van de beleidsregels. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van relevante feiten en omstandigheden door pensioengerechtigden en bevestigt de geldigheid van de beleidsregels van de Sociale Verzekeringsbank.