ECLI:NL:RBMNE:2020:4142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
19/4576
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van verzoek om loskoppeling bij aanvullende beurs in studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had verzocht om bij de vaststelling van haar aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader, omdat er volgens haar sprake was van een ernstig en structureel conflict. Dit verzoek was eerder afgewezen door de Minister, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is en heeft de argumenten van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft verklaringen overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor loskoppeling. De rechtbank benadrukte dat loskoppeling een uitzondering is op de hoofdregel dat de aanvullende beurs afhankelijk is van het ouderlijk inkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen eiseres en haar vader niet zodanig verstoord is dat het verzoek om loskoppeling gerechtvaardigd is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante wetgeving en eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep ter ondersteuning van haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4576
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.J.J. ten Voorde)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hummel).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank is allereest van oordeel dat het beroep van eiseres ontvankelijk is.
3. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan de wettelijke voorwaarden om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader. Er is sprake van een ernstig en structureel conflict. Ter ondersteuning van het beroepschrift heeft eiseres verklaringen van een medewerker van Buurtteam [.] en van een studentendecaan van de [naam school] overgelegd.
4. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor loskoppeling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een ernstig en structureel conflict. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar verschillende uitspraken van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken.
5. Het uitgangspunt van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is dat de aanspraak op een aanvullende beurs afhankelijk is van een veronderstelde ouderlijke bijdrage, die op basis van het ouderlijk inkomen wordt berekend. In het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000) staan uitzonderingen op deze hoofdregel op basis waarvan geen rekening hoeft te worden gehouden met het inkomen van een ouder bij het vaststellen van de aanvullende beurs. Dit wordt loskoppeling genoemd. Eiseres verzoekt om loskoppeling, omdat er sprake is van een ernstig en structureel conflict. Eiseres heeft geen contact meer met haar vader, die in 2012 naar Noorwegen is geëmigreerd. Dit heeft veel emotionele schade aangericht. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres een verzoek tot loskoppeling indient, voldoet het niet aan de wettelijke voorwaarden om tot loskoppeling over te kunnen gaan. [1] Om een dergelijk verzoek te kunnen honoreren, moet er sprake zijn van een zodanige fundamenteel en structureel verstoorde relatie dat loskoppeling de enige weg is. [2] Volgens vaste rechtspraak wordt aan de loskoppelingsgrond een beperkte uitleg gegeven. Hiervoor bestaan verschillende redenen. Loskoppeling is een uitzondering op een fundamenteel wettelijk uitgangspunt en het past niet bij het systeem van de wet. [3] De Wsf 2000 gaat immers uit van de verantwoordelijkheid van de ouder voor de studie van het kind. In de nota van toelichting bij het Bsf 2000 worden als voorbeelden voor een ernstig en structureel conflict gevallen genoemd waarbij ernstig lichamelijk of ernstig geestelijk geweld een rol heeft gespeeld. Dat de vader van eiseres niet reageert op haar pogingen tot contact en hij geen betrokkenheid toont, is, hoe pijnlijk en verdrietig dat voor eiseres ook is, in het licht van deze voorbeelden en de strikte conflictseis onvoldoende zwaarwegend om aan te merken als een ernstig en structureel conflict. Zijn afwezigheid, stilzwijgen en gebrek aan belangstelling kunnen niet aangemerkt worden als ernstig geestelijk geweld dat van hem uitgaat. Verweerder heeft daarom in redelijkheid het verzoek van eiseres om los te koppelen kunnen afwijzen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2020 door
mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie ook de artikelen 6 en 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000).
2.Dit volgt uit de nota van toelichting bij het Bsf 2000 (Stb. 2000, 329) en wordt bevestigd in verschillende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 februari 2014, 7 mei 2014 en 27 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:488, ECLI:NL:CRVB:2014:1603, ECLI:NL:CRVB:2014:2867).
3.Dit volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3553).