ECLI:NL:CRVB:2014:1603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling bij vaststelling aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.T. van Dalen, had een verzoek ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader. Dit verzoek, ook wel aangeduid als een verzoek om loskoppeling, werd door de Minister afgewezen. Na bezwaar handhaafde de Minister deze afwijzing, waarop appellante in beroep ging bij de rechtbank.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, met de overweging dat er geen sprake was van een fundamentele en structurele verstoring van de relatie tussen appellante en haar vader, die een voorwaarde is voor loskoppeling. Appellante stelde in hoger beroep dat er wel degelijk sprake was van een dergelijke verstoring, onder andere omdat haar vader een nieuwe relatie had en haar negeerde. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Minister het verzoek op goede gronden had afgewezen. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen.
De Raad concludeerde dat de situatie van appellante, hoewel verdrietig, niet voldeed aan de criteria voor een langdurig ernstig verstoorde verhouding zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.