ECLI:NL:CRVB:2014:2867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die zijn verzoek om loskoppeling van het inkomen van zijn vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs had afgewezen. Appellant stelde dat er sprake was van een ernstig en structureel conflict met zijn vader, veroorzaakt door het alcoholgebruik van zijn vader, wat leidde tot agressief gedrag. Appellant had in 2012 een verzoek ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader. De Minister had dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een ernstig en structureel conflict zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat niet was gebleken van een fundamentele verstoring van de relatie tussen appellant en zijn vader. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een conflict dat loskoppeling rechtvaardigde. De Raad wees erop dat appellant tot november 2010 bij zijn vader had gewoond en dat er geen aangifte was gedaan van het voorval in 2010, wat de ernst van het conflict in twijfel trok. Bovendien ontbrak een deskundige verklaring die de situatie zou onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Appellant had de mogelijkheid om studiefinanciering aan te vragen in de vorm van een rentedragende lening, wat ook werd benadrukt in de overwegingen van de Raad. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met G.J. van Gendt als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2014.