ECLI:NL:RBMNE:2020:4138
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de oplegging van een maatregel op grond van de Participatiewet en de verwijtbaarheid van de eiser
Op 29 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, die bijstandsuitkering ontving op basis van de Participatiewet (Pw), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser was op 31 januari 2019 aangemeld voor een Joboffer-traject, maar na verschillende werkervaringen en een beëindiging van de opdracht, legde verweerder op 23 april 2019 een maatregel op. Deze maatregel hield in dat de eiser met ingang van 1 april 2019 gedurende twee maanden 100% minder uitkering zou ontvangen, omdat hij zich verwijtbaar niet aan de arbeidsverplichtingen had gehouden. Na bezwaar en een hoorzitting werd het bezwaar ongegrond verklaard door verweerder op 19 februari 2020.
De rechtbank oordeelde dat de opgelegde maatregel niet punitief van aard was, maar bedoeld om de eiser te stimuleren zijn gedrag te verbeteren. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een aanpassing van de maatregel rechtvaardigden. De eiser had niet aangetoond dat hij niet verwijtbaar had gehandeld en de rechtbank volgde de argumenten van verweerder dat de eiser onvoldoende had meegewerkt aan de arbeidsinschakeling. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de maatregel voor de duur van twee maanden.
De uitspraak benadrukt het belang van de mate van verwijtbaarheid bij de beoordeling van maatregelen op grond van de Participatiewet en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van bijstandsontvangers.