Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2020 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
Inleiding
De beoordeling van de rechtbank
Volgens belanghebbende is sprake van bijzondere omstandigheden die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Er is sprake van een noodzakelijke verhuizing. Immers, zijn behuizing in één kamer was te klein. Hierdoor kon hij zijn kinderen niet meer fatsoenlijk ontvangen en raakte belanghebbende meer en meer depressief en kreeg hij medische klachten.
Deze voorwaarden staan in zijn algemeenheid vermeldt op de website van verweerder, met de mededeling dat de aanvrager bewijsmiddelen moet overleggen om deze aannemelijk te maken. De informatie op de website betreft algemene informatie, waaruit belanghebbende geen uitdrukkelijke, onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige toezegging kan herleiden. Er staat immers ook op de website dat verweerder mogelijk de kosten van woninginrichting kan vergoeden. Van strijd met het vertrouwens- of rechtszekerheidsbeginsel is volgens verweerder geen sprake.
Volgens verweerder ligt het op de weg van belanghebbende als aanvrager om zijn aanvraag te onderbouwen. Bij gebrek daaraan kan verweerder niet vaststellen dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Van een zorgvuldigheids- en/of motiveringsgebrek is volgens verweerder geen sprake.
Verweerder ziet zonder onderbouwing geen aanleiding om aan te nemen dat het privé- en gezinsleven van belanghebbende zodanig ernstig wordt aangetast dat verweerder de aanvraag alsnog moet inwilligen.
Uit de dossierstukken en de toelichting ter zitting blijkt dat belanghebbende vier jaar op één kamer woonde voordat hij de huurwoning toegewezen kreeg. Van co-ouderschap is geen sprake. Geen van de kinderen van belanghebbende woonde bij hem. De twee door hem erkende kinderen waren ten tijde van de bestreden besluitvorming volwassen. Ook het jongste kind van belanghebbende (over wie hij voor het eerst ter zitting bij de rechtbank heeft gerept, dat ten tijde van de zitting 13 jaar zou zijn en dat belanghebbende niet heeft erkend) woonde en woont elders. Dat belanghebbende voor de uitoefening van zijn privé- en gezinsleven met zijn kinderen, in het bijzonder om zijn kinderen te kunnen ontvangen, op enig moment genoodzaakt was te verhuizen, blijkt niet uit deze omstandigheden. Namens belanghebbende zijn hieromtrent ook geen bewijsstukken ingebracht. Ook is de rechtbank niet gebleken van psychische of andere medische klachten van belanghebbende als direct gevolg van zijn één kamer-behuizing. Een onderbouwing van de stelling dat belanghebbende wegens medische redenen genoodzaakt was te verhuizen, zoals (medische) stukken, ontbreekt.
mogelijkde kosten van woninginrichting kan vergoeden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende hieruit dan niet één-op-één kunnen baseren dat zijn aanvraag ingewilligd zou worden. Van strijd met het vertrouwens- dan wel rechtszekerheidsbeginsel is dan ook geen sprake.