ECLI:NL:CRVB:2018:2331
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten. Verzoeker, die sinds 7 januari 2014 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde voor bijzondere bijstand in verband met zijn verhuizing naar een zelfstandige woning. Het college had de aanvraag afgewezen, omdat de inrichtingskosten volgens hen voorzienbaar waren en verzoeker voldoende mogelijkheden had om voor deze kosten te reserveren.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor de gemeubileerde kamers waarin hij eerder woonde, inrichtingskosten heeft moeten maken. Bovendien heeft hij gedurende zijn bijstandsperiode voldoende middelen gehad om een deel van zijn bijstand te reserveren voor de inrichtingskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kosten voor inrichting niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, en dat verzoeker daarom geen recht heeft op bijzondere bijstand voor deze kosten.
De uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier F. Dinleyici.