ECLI:NL:CRVB:2014:926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting bij verhuizing naar zelfstandige woonruimte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting in verband met zijn verhuizing van een kamer naar zelfstandige woonruimte. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat volgens hen geen sprake was van een noodzakelijke verhuizing. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die zouden aantonen dat zijn gezinsleven ernstig werd aangetast door de afwijzing van de bijstandsaanvraag.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de weigering van de bijzondere bijstand hem belemmert in het betrekken en inrichten van een zelfstandige woonruimte, wat op zijn beurt zijn gezinsleven met zijn zoon zou aantasten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de weigering van de bijzondere bijstand niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant niet in zijn recht op gezinsleven wordt belemmerd door de afwijzing van de bijstandsaanvraag. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.