Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2020 in de zaak tussen
het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder
Procesverloop
Skype-verbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Overwegingen
Eiseres heeft van elkaar afwijkende verklaringen afgelegd over haar woon- en leefsituatie. De door eiseres afgelegde verklaring over het aantal personen dat op het gestelde adres van eiseres zou wonen wijkt ook af van gegevens als blijkt uit de Basisregistratie Personen (BRP) en Suwinet. Gezien het voorgaande kon redelijkerwijs worden getwijfeld aan de juistheid van de door eiseres verstrekte gegevens over haar gestelde woon- en leefsituatie.
De onduidelijkheid over haar gestelde woon- en leefsituatie heeft eiseres niet kunnen wegnemen.
Om de door eiseres verstrekte gegevens over de door haar gestelde woon- en leefsituatie te verifiëren heeft verweerder op 23 januari 2020, direct na een gesprek met eiseres op 23 januari 2020, een huisbezoek willen afleggen. Deze verificatie kon niet op een andere effectieve en voor eiseres minder belastende wijze plaatsvinden.
Eiseres is tijdens een gesprek van 23 januari 2020 gevraagd om haar medewerking aan een huisbezoek te verlenen. Eiseres heeft haar medewerking geweigerd, ook nadat verweerder haar heeft gewezen op de gevolgen van het niet meewerken aan een huisbezoek.
Er was geen sprake was onduidelijke feiten of omstandigheden die een onderzoek naar de feitelijke woonsituatie rechtvaardigden. Zij heeft bij de intake niet afwijkend verklaard ten opzichte van het aanvraagformulier. Op het aanvraagformulier heeft eiseres volledig en gedetailleerd verklaard over haar medebewoners. Dat de gegevens niet overeen zouden komen met de gegevens in de BRP en/of Suwinet, levert op zichzelf geen redelijke grond op voor een huisbezoek.
Een redelijke grond voor een huisbezoek ontbrak en van eiseres kon in redelijkheid niet worden verlangd dat zij hieraan haar medewerking zou verlenen. Het niet meewerken aan het huisbezoek kan daarom niet ten grondslag worden gelegd aan de afwijzing van de aanvraag.
Voorts had verweerder zelf schriftelijk of telefonisch contact kunnen opnemen met de hoofdbewoner om duidelijk te krijgen over het aantal bewoners en meer specifiek over de registratie van twee extra personen in de BRP en Suwinet. Verweerder heeft dit ten onrechte niet gedaan.
De door eiseres gestelde woon- en leefsituatie kon, anders dan eiseres heeft gesteld, door verweerder niet op een andere effectieve en voor eiseres minder ingrijpende wijze worden geverifieerd dan door middel van een huisbezoek. [5]
”
Verweerder heeft in het kader van de opvolgende aanvraag dus niet vastgesteld wat de woon- en leefsituatie van eiseres ná de te beoordelen periode was en ook niet vastgesteld dat die situatie gelijk was aan de situatie zoals die in de te beoordelen periode was.
De rechtbank stelt vast dat verweerder geen toepassing heeft gegeven aan de in artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb opgenomen bevoegdheid tot buiten behandeling stelling van een aanvraag en was hij daartoe ook niet gehouden. [8] Verweerder heeft de aanvraag inhoudelijk beoordeeld. Dat verweerder door de weigering van eiseres om mee te werken aan een af te leggen huisbezoek de door haar verstrekte gegevens over haar gestelde woon- en leefsituatie in de te beoordelen periode niet heeft kunnen verifiëren en daarom eiseres’ recht op bijstand in deze periode niet heeft kunnen vaststellen geeft, anders dan eiseres heeft betoogd, geen aanleiding voor een ander oordeel.