ECLI:NL:CRVB:2019:3484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvragen en de rechtmatigheid van huisbezoeken in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van meerdere aanvragen om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante had in totaal vijf aanvragen ingediend, waarvan de eerste drie werden afgewezen op basis van onvoldoende inzicht in haar financiële situatie. De vierde aanvraag werd afgewezen omdat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat het college een huisbezoek heeft afgelegd op het opgegeven adres van appellante, waaruit bleek dat zij niet haar hoofdverblijf had op dat adres. Appellante voerde aan dat het huisbezoek een ongerechtvaardigde inbreuk op haar huisrecht vormde, maar de Raad oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor het huisbezoek. De toestemming voor het huisbezoek was op een correcte wijze verkregen, en de onderzoeksresultaten gaven aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door appellante verstrekte informatie.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij recht had op bijstand en dat de terugvordering van het voorschot terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van volledige openheid van zaken van de aanvrager en de rol van het bijstandverlenend orgaan in het controleren van de verstrekte informatie.