ECLI:NL:RBMNE:2020:2116

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
UTR 20 /76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor kosten griffierecht; beoordeling van schuld en noodzakelijkheid

In deze zaak heeft eiser op 10 september 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtshulp en het griffierecht. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft op 24 oktober 2019 bijzondere bijstand toegekend voor de eigen bijdrage, maar niet voor het griffierecht. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat op 4 december 2019 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een telefonische zitting op 28 mei 2020, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het dagelijks bestuur aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur ten onrechte heeft gesteld dat eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor een schuld aan zijn advocaat. De kosten van het griffierecht waren namelijk niet eerder in rekening gebracht dan op de dag van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een schuld en dat de aanvraag om bijzondere bijstand niet op deze grond mocht worden afgewezen.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de kosten van het griffierecht niet kunnen worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, omdat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt en geen draagkracht heeft, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht. De rechtbank vernietigt het besluit van 4 december 2019 en kent de bijzondere bijstand toe, waarbij het dagelijks bestuur het griffierecht dat eiser heeft betaald, moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 juni 2020 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/76

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug(dagelijks bestuur)
(gemachtigde: E. Heij).

Inleiding

1. Eiser heeft op 10 september 2019 een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtshulp en voor de kosten van het griffierecht.
1.1.
Op 24 oktober 2019 heeft het dagelijks bestuur bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van de eigen bijdrage maar niet voor de kosten van het griffierecht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht. Op 4 december 2019 heeft het dagelijks bestuur eisers bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft eisers beroep behandeld op een telefonische zitting op 28 mei 2020. Eiser was daarbij aanwezig. Namens het dagelijks bestuur was de gemachtigde die hiervoor staat vermeld aanwezig.

Het standpunt van het dagelijks bestuur

2. Het dagelijks bestuur heeft in het besluit van 24 oktober 2019 de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht afgewezen omdat deze kosten vallen onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. In het besluit op bezwaar van 4 december 2019 heeft het dagelijks bestuur dit standpunt laten vallen en de bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht afgewezen omdat het in feite gaat om een schuld van eiser aan zijn advocaat en er geen bijzondere bijstand voor schulden wordt verleend.

Het standpunt van eiser

3. Eiser stelt dat hij de nota van 10 september 2019 van zijn advocaat heeft ontvangen om daarmee de aanvraag om bijzondere bijstand in te kunnen dienen. Het griffierecht was op dat moment nog niet betaald. Eisers situatie is bijzonder omdat hij om het weekend de zorg heeft voor zijn dochter waarvoor hij ook kosten moet maken. Eiser heeft alleen een bijstandsuitkering en hij kan daar niet van sparen. Zijn draagkracht is, ook volgens de gemeente, nihil zodat eiser het bedrag van € 81,- aan griffierecht niet kan betalen.

De overwegingen en het oordeel van de rechtbank

Is er sprake van een schuld? Nee.
4. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het standpunt van het dagelijks bestuur dat eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd voor een schuld aan zijn advocaat, stand houdt.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] is pas sprake van een schuld als de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd, vóór de dag van de aanvraag bij de belanghebbende in rekening zijn gebracht maar nog niet zijn voldaan. Van deze situatie is bij eiser geen sprake. Zijn advocaat heeft de kosten van het griffierecht niet vóór de dag van de aanvraag om bijzondere bijstand bij eiser in rekening gebracht. De nota van eisers advocaat en eisers aanvraag om bijzondere bijstand zijn namelijk van dezelfde dag. Dit betekent dat op het moment van de aanvraag op 10 september 2019 (nog) geen sprake was van een schuld. Bovendien heeft eiser op de zitting uitgelegd dat hij de nota van zijn advocaat heeft ontvangen om daarmee de aanvraag in te kunnen dienen terwijl op dat moment het griffierecht nog niet was betaald.
5. Uit wat hiervoor staat, volgt dat het dagelijks bestuur de aanvraag niet mocht afwijzen op de grond dat eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd voor een schuld. Het beroep van eiser is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit van 4 december 2019. Dat betekent dat dit besluit niet meer bestaat.
6. De rechtbank zal nu beoordelen of het dagelijks bestuur op de grond genoemd in het besluit van 24 oktober 2019, en herhaald op de zitting, de aanvraag van eiser mocht afwijzen.
Zijn de kosten van het griffierecht algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan? Nee.
7. Of iemand recht heeft op bijzondere bijstand [2] wordt beoordeeld aan de hand van de volgende vragen [3] :
doen de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voor?
zijn het noodzakelijke kosten?
vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?
kan iemand deze kosten betalen uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
8. Niet ter discussie staat dat de kosten van het griffierecht zich voordoen (vraag a) en dat die kosten noodzakelijk zijn (vraag b). Het dagelijks bestuur heeft zich in het besluit van 24 oktober 2019 echter op het standpunt gesteld dat er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt omdat de kosten van het griffierecht kunnen worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit standpunt volgt de rechtbank niet. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
9. Incidenteel voorkomende algemeen (noodzakelijke) kosten van het bestaan zijn kosten die iedereen eens in de zoveel tijd moet maken. Dit zijn bijvoorbeeld kosten voor woninginrichting, duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten, of legeskosten voor (de vervanging van) een identiteitskaart of paspoort. Deze kosten moeten in beginsel worden betaald uit (een inkomen ter hoogte van) de bijstandsnorm en daarvoor moet iemand geld opzij leggen (reserveren) of de kosten betalen door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten kan alleen bijzondere bijstand worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden en als de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. [4]
10. Eiser moest een bedrag van € 81,- aan griffierecht betalen in een procedure over de wijziging van de omgangsregeling met zijn dochter. Eiser moest in deze procedure – die is gestart door zijn ex‑vrouw – verweer voeren. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van het griffierecht voor deze procedure niet kunnen worden aangemerkt als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van bestaan zoals hiervoor bedoeld. Het zijn namelijk geen kosten die iedereen eens in de zoveel tijd moet maken. Omdat eisers ex-vrouw de procedure is gestart, kon eiser ook niet van te voren weten dat hij deze kosten zou gaan maken zodat hem niet kan worden verweten dat hij voor deze kosten niet van te voren heeft gespaard.
11. Uit wat hiervoor staat, volgt dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (vraag c).
Kan eiser deze kosten betalen? Nee.
12. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of eiser de kosten van het griffierecht kan betalen uit zijn inkomen en de aanwezige draagkracht (vraag d). Uit de stukken blijkt dat eiser een bijstandsuitkering ontvangt en dat het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat eiser geen draagkracht heeft. [5] Hieruit volgt dat eiser de kosten van het griffierecht niet zelf kan betalen.
13. Uit wat hiervoor staat, volgt dat de afwijzingsgrond in het besluit van 24 oktober 2019 ook geen stand kan houden.
Wat betekent dit voor eiser?
14. Omdat niet is gesteld of gebleken dat er andere weigeringsgronden zijn om de aanvraag af te wijzen, betekent dit dat eiser in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht (€ 81,-). Om de procedure tot een einde te brengen, zal de rechtbank zelf een besluit nemen en de bijzondere bijstand toekennen. Het dagelijks bestuur zal het bedrag van € 81,- alsnog aan eiser moeten betalen. De rechtbank bepaalt dat
deze uitspraak het vernietigde besluit van 4 december 2019 vervangt.
15. Omdat eisers beroep gegrond is, moet het dagelijks bestuur het griffierecht dat eiser voor deze procedure heeft betaald (€ 48,-) aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 4 december 2019;
  • herroept het besluit van 24 oktober 2019;
  • verstrekt bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht tot een bedrag van € 81,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 4 december 2019;
  • bepaalt dat het dagelijks bestuur aan eiser het door hem betaalde griffierecht € 48,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juni 2020 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX4351 en van 13 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3714, te vinden op
2.Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).
3.Zie onder punt 4.3 van de uitspraak van 11 februari 2020 van de CRvB van ECLI:NL:CRVB:2020:299.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1675 en de uitspraak van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2685.
5.Dit staat in het besluit van 24 oktober 2019 en in het rapport van 24 oktober 2019 (p. 2).