ECLI:NL:CRVB:2019:2685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huurtermijn en administratiekosten
In deze zaak heeft appellante, die een ouderdomspensioen ontvangt, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste huurtermijn en administratiekosten. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de kosten noodzakelijk waren. Appellante was op het moment van de aanvraag inwonend bij haar dochter en had geen eigen slaapkamer of badkamer. Het college heeft wel bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van een bed en een koelkast, maar handhaafde de afwijzing voor de huurkosten.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege haar medische en sociale omstandigheden. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende objectieve en verifieerbare gegevens heeft overgelegd om de noodzaak van de verhuizing aan te tonen. De Raad benadrukt dat het aan appellante is om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toekenning van bijstand is voldaan.
De Raad concludeert dat de kosten voor de eerste huurtermijn en administratiekosten niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt. De afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier Y. Itkal, en is openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.