ECLI:NL:CRVB:2018:3714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bij het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die verband hielden met rechtsbijstand, griffierecht en dagvaardingskosten. De aanvragen werden afgewezen omdat deze niet binnen een redelijke termijn waren ingediend en omdat bijstandsverlening voor schulden niet mogelijk is volgens de Participatiewet (PW). De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij geen aanvragen voor bijzondere bijstand voor schulden had ingediend, omdat hij uitstel van betaling had gekregen. De Raad oordeelde echter dat er sprake was van schulden, aangezien de kosten al in rekening waren gebracht voordat de aanvragen werden ingediend. De Raad bevestigde dat uitstel van betaling niet betekent dat er geen schulden zijn, omdat de terugbetalingsverplichting al bestond op het moment van de aanvraag.
Daarnaast stelde de appellant dat het bestreden besluit in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat het college hem de mogelijkheid van bezwaar had ontnomen. De Raad oordeelde dat het college geen andere afwijzingsgrond had gehanteerd dan eerder was gedaan en dat de appellant in beroep en hoger beroep zijn gronden had kunnen aanvoeren. Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.