ECLI:NL:CRVB:2020:299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
17/5969 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van het verhelpen van lekkage zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, eigenaar van een woning, had op 25 oktober 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten in verband met een waterlekkage. De kosten, ter hoogte van € 82,85, waren gemaakt voor een onderzoek naar de lekkage. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze kosten volgens hen onder de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten vallen. Appellant had voor deze kosten moeten reserveren of kunnen lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maken. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten voor de reparatie van de waterleiding als noodzakelijke kosten van het bestaan van een huiseigenaar moeten worden beschouwd en dat deze kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de kosten rechtvaardigen voor aparte bijstandsverlening.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 11 februari 2020.

Uitspraak

17.5969 PW

Datum uitspraak: 11 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2017, 17/1844 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is eigenaar van een woning aan het adres X. Op 25 oktober 2016 heeft hij bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten in verband met een waterlekkage. Appellant heeft op de aanvraag te kennen gegeven dat hij kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 82,85. Uit de bijgevoegde factuur blijkt dat genoemd bedrag is gefactureerd voor een onderzoek naar een mogelijke lekkage. Op deze factuur staat vermeld dat de waterleiding is geperst en dat is geconstateerd dat de lekkage in de binnenleiding zit.
1.2.
Bij besluit van 22 november 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 februari 2017 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Aan de afwijzing ligt ten grondslag dat de kosten vallen onder de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten. Appellant had voor deze kosten moeten reserveren, kunnen lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam of kunnen betalen door gespreide betaling achteraf.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten in verband met reparatie van een lekkage in een binnenleiding. Appellant heeft aangevoerd dat sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
4.2.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de PW heeft een alleenstaande of het gezin, onverminderd paragraaf 2.2, recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de PW niet van toepassing zijn.
4.3.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
In geschil is uitsluitend of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de kosten van reparatie van de waterbinnenleiding aangemerkt moeten worden als kosten voor de eigen woning. Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan van een huiseigenaar. Deze kosten moeten daarom in beginsel worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf (uitspraak van 6 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2008:BF5288). Afzonderlijke bijstandsverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.5.
Appellant heeft aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat de kosten van reparatie unieke en eenmalige kosten zijn. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is er echter geen sprake van loodgieterskosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2020.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) S.H.H. Slaats