Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[A],
1.De procedure
2.De overwegingen
Inleiding
12,5-, 25- en 40-jarig jubileum, dit conform de vigerende CAO zodat deze gratificaties in het betreffende jaar ingerekend moeten worden;
primairte bepalen dat, als [verzoekers] ervoor kiest om het verlies van arbeidsvermogen in één termijn af te wikkelen, het rendement en de inflatie geldt zoals deze staan in het Concept van de Richtlijn Rente en Inflatie van de Letselschade Raad, aldus dat de rente de eerste vijf jaar 1,3% bedraagt, de daarop volgende vijftien jaar 2,2% en vanaf twintig jaar na kapitalisatiedatum 3,6% tot aan de einddatum en te bepalen dat de inflatie in diezelfde perioden respectievelijk 1,5%, 1,6% en 1,9% bedraagt, althans
subsidiairdat moet worden aangesloten bij het rapport van Bakker , zodat heeft te gelden dat de rente de eerste vijf jaar 1% bedraagt, de daarop volgende vijftien jaar 2% en vanaf twintig jaar na kapitalisatiedatum 4% tot aan de einddatum en te bepalen dat de inflatie gedurende alle drie de perioden 2% bedraagt, althans
meer subsidiairom het rendement en de inflatie in goede justitie vast te stellen;
De rechtbank ziet in het voorgaande en in het feit dat [verzoekers] zelf voorstelt dat uitgegaan kan worden van een werkweek van 34 uur aanleiding om bij de berekening van het verlies van arbeidsvermogen van [A] uit te gaan van een arbeidsparticipatie van 34 uur. In deze zin zal het verzochte onder d. en e. van onderdeel II van het verzoek waar het gaat over het aantal uren per week worden toegewezen. Mr. Bosch heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat waar 36 uur wordt verzocht, dat ook het mindere omvat.
“Betrokkene zou een 2-jarige opleiding volgen, die gestart zou zijn in januari 2016. // Met betrekking tot de omvang van het dienstverband gaf mevrouw [B] aan dat betrokkene na het behalen van het diploma verzorgende het dienstverband zonder problemen uit had kunnen breiden naar fulltime. Immers, er is binnen de organisatie behoefte aan verzorgenden. Of deze uitbreiding meteen op de eigen afdeling mogelijk was geweest kan mevrouw [B] niet inschatten, maar een combinatie met andere afdelingen (pool) was in elk geval mogelijk geweest.”
Dit betekent dat, in combinatie met de beslissing over de punten d. en e. waar het gaat over de omvang van de werkweek, ook onderdeel I van het verzoek in zoverre zal worden toegewezen.
- althans zo begrijpt de deelgeschilrechter die - op neer dat in het begin van de looptijd concreet aansluiting wordt gezocht bij actuele statistische gegevens over rendement en inflatie zoals verzameld door het CPB en het CBS. Daaraan zijn voorspellingen gekoppeld. Met die gegevens kunnen te verwachten rente- en inflatiefactoren begroot worden. Hierbij wordt meegenomen het gegeven dat jaarschades direct opneembaar moeten zijn aan het begin van de looptijd. Voor de lange(re) termijn wordt aansluiting gezocht bij de Ultimate Forward Rate (UFR). UFR is een renteberekening voor de lange(re) termijn die in verschillende varianten bestaat voor pensioenfondsen en verzekeraars.
- risicovol beleggen - is niet aan de orde. Hier gaat rechtbank hierna en onder rechtsoverweging 2.21 nog verder in. Ook de verwijzingen in het rapport Tiemersma naar langjarige gemiddelde rendementen in het verleden acht de rechtbank niet relevant voor de beoordeling die nu gemaakt moet worden. Anders dan ASR acht de deelgeschilrechter de omstandigheid dat regresvorderingen van het UWV met een negatieve rente worden gekapitaliseerd wel relevant als mee te wegen omstandigheid: waarom zou een particuliere benadeelde geacht worden meer rendement te behalen dan het UWV? Hetzelfde geldt voor de op dit moment negatieve rekenrente die voor letsel- en overlijdensschades in Groot-Brittannië wordt gehanteerd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft ASR nog aangegeven welwillend te staan tegenover de suggestie van haar deskundige Tiemersma om de kosten van een financieel planner voor [verzoekers] te vergoeden. Daarmee blijft het risico dat ook een dergelijk advies niet tot de uitkomst leidt dat [A] haar volledige schade vergoed krijgt als er uitgaande van een hoger reëel rendement meer risicovol wordt omgegaan met de te betalen schadevergoeding bij haar liggen. Bovendien leidt een dergelijke constructie ook tot nieuwe complicaties als de advisering ondeugdelijk blijkt te zijn.