In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2020 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. van Haren, en gedaagde ASR Schadeverzekering NV, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Lebbing. De zaak betreft een letselschadeclaim van eiser, die als gevolg van een ongeval met letselschade en verlies aan verdienvermogen een schadevergoeding vordert. De rechtbank heeft eerder een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts ingeschakeld om de mogelijkheden van eiser te onderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser na het behalen van zijn vwo-diploma in 2007 is begonnen met een universitaire studie fiscaal recht, maar deze heeft moeten staken na een ongeval in 2008. De rechtbank heeft de kans dat eiser zijn studie succesvol zou hebben afgerond geschat op 54% en de kans op het succesvol afronden van een hbo-opleiding op 70%. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser in de hypothetische situatie zonder ongeval zijn hbo-studie fiscaal recht in juni 2012 zou hebben afgerond en aansluitend een baan zou hebben gevonden met een aanvangssalaris van € 2.200,00. De rechtbank heeft ook de schadeberekening besproken, waarbij rekening wordt gehouden met de rekenrente en de pensioenopbouw. Eiser heeft een smartengeld van € 50.000,00 gevorderd, maar de rechtbank heeft dit vastgesteld op € 10.000,00. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een rekenkundige en de vragen die daarbij gesteld moeten worden. De zaak is verwezen naar de rol van 13 juni 2020 voor verdere behandeling.