In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Hoefs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 6 februari 2018, na een eerdere beëindiging per 11 juni 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 22,1% heeft vastgesteld, wat onder de drempel van 35% ligt voor het recht op een WIA-uitkering. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de juistheid van de vastgestelde beperkingen.
De rechtbank heeft overwogen dat de Uwv zich heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven voor het delen van medische gegevens met haar ex-werkgever, wat de rechtbank heeft gerespecteerd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de onzorgvuldigheid van het onderzoek en de medische beoordeling verworpen, en geconcludeerd dat de Uwv terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding.