3.8In de periodieke evaluatie door de bedrijfsarts van 24 september 2015 wordt vermeld dat sprake is van een stagnatie in de behandeling. De bedrijfsarts heeft vervolgens geconcludeerd dat de werkneemster arbeidsongeschikt is voor eigen of ander werk. Ook in het Actueel oordeel van 12 november 2015 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat de werkneemster nog volledig arbeidsongeschikt is in verband met medische problematiek. Daarbij heeft de bedrijfsarts de beperkingen van de werkneemster op dat moment weergegeven.
4. De werkneemster heeft op 1 december 2015 een WIA-uitkering bij verweerder aangevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Dit heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder de aan eiseres opgelegde loonsanctie gehandhaafd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht met betrekking tot de werkneemster. De bedrijfsarts heeft ten onrechte gesteld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn. Hierdoor zijn re-integratiekansen gemist. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapporten, die onderdeel uitmaken van het bestreden besluit.
6. Artikel 25 van de Wet WIA heeft betrekking op de re-integratieverplichtingen van de werkgever. In het negende lid van dit artikel is, kort samengevat, bepaald dat het Uwv het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het Uwv beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
7. De uitgangspunten voor de beoordeling door verweerder van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en werkgever worden verwacht zijn neergelegd in de "Beleidsregels beoordelingskader poortwachter" (de Beleidsregels). Bij de beoordeling van de inspanningen staat het bereikte resultaat voorop. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is volgens het beoordelingskader voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Een bevredigend resultaat is bereikt als sprake is van een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer.
Indien geen bevredigend resultaat is bereikt, zal overeenkomstig de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Indien het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het Uwv de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
8. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat geen sprake is van een bevredigend resultaat. Werkneemster was op het moment van de beoordeling van de re-integratie-inspanningen, aan het einde van de wachttijd voor de WIA-uitkering, niet werkzaam. Partijen verschillen van mening over de vraag of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen en, meer in het bijzonder, over de vraag of werkneemster nog wel resterende arbeidsmogelijkheden had. Indien de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen, komt vervolgens de vraag aan de orde of hiervoor een deugdelijke grond bestaat.
9. Eiseres voert aan dat de re-integratie-inspanningen op basis van de op
19 december 2014 door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen in het deskundigenoordeel van april 2015 door verweerder als voldoende zijn beoordeeld. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de inspanningen in de periode daarna onvoldoende zijn geweest. Ook uit het latere advies van de bedrijfsarts van 18 februari 2016 en het arbeidskundig onderzoek van 29 februari 2016 blijkt dat de door de bedrijfsarts in 2015 vastgestelde beperkingen nog onverminderd van kracht zijn en dat de arbeidsdeskundige voor de werkneemster geen passende functies kan duiden.