ECLI:NL:CRVB:2016:1509
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een B.V. tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij een loonsanctie is opgelegd. De werknemer, die op 30 september 2010 uitviel door gezondheidsklachten na een auto-ongeluk, had recht op loon tijdens ziekte. Het Uwv verlengde dit recht met 52 weken, omdat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren. De werkgever maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de werkgever niet voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat er geen deugdelijke grond was voor het achterwege laten van deze inspanningen. De Raad verwijst naar rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die bevestigen dat de werknemer medisch belastbaar was en dat er mogelijkheden voor re-integratie waren. De Raad benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij de werkgever ligt en dat deze niet kan afgaan op onjuiste adviezen van de bedrijfsarts.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en handhaaft de loonsanctie. De werkgever kan zich niet verenigen met deze beslissing en stelt dat de medische situatie van de werknemer re-integratie onmogelijk maakte. De Raad oordeelt echter dat er onvoldoende bewijs is dat de werknemer geen benutbare mogelijkheden had en dat de werkgever ten minste enige voorbereiding voor re-integratie had moeten treffen. De uitspraak is gedaan op 26 april 2016.