Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2017 in de zaak tussen
[eiser] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam] , te [vestigingsplaats] , eiser
de burgermeester van de gemeente Hilversum, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Gelet op het negatieve Bibob advies, maar uw belofte tot goed ondernemerschap waarbij ik ervan uit ga dat u al hetgeen in uw vermogen ligt, doet om uw horecabedrijf in de [adres] veilig en zonder criminele beïnvloeding te houden, verleen ik de ontheffing woon en leefklimaat. Daarna neem ik ambtshalve een nieuw besluit”. Eiser heeft na deze beschikkingen het bezwaar tegen de beschikking van 19 juli 2013 ingetrokken. Op 10 februari 2015 zijn de ontheffingen voor bepaalde tijd omgezet in ontheffingen voor onbepaalde tijd.
Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de vergunning heeft ingetrokken omdat hij eiser van slecht levensgedrag acht, terwijl hij dat op grond van artikel 8 van de Drank- en Horecawet als leidinggevende van een horecabedrijf niet mag zijn. Volgens verweerder heeft hij bij deze beoordeling op grond van de vaste jurisprudentie een ruim beoordelingskader en geldt er geen beperking ten aanzien van de feiten en omstandigheden die bij deze beoordeling betrokken mogen worden. Verweerder heeft in deze zaak meegewogen dat eiser wordt verdacht van betrokkenheid bij de teelt, verwerking en handel in drugs en daarvoor in Spanje acht maanden in voorarrest heeft gezeten. Volgens verweerder is enkel een verdenking voldoende om dit mee te kunnen nemen bij de beoordeling en is er geen onherroepelijke veroordeling vereist. Daarnaast heeft verweerder bij de beslissing betrokken dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie van eiser blijkt dat hij in het verleden betrokken is geweest bij diverse strafrechtelijke feiten, waaronder drugsdelicten, schuldheling, zware mishandeling en eenvoudige belediging. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat het beroep door eiser op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, nu de verdenking van eiser niet bekend was ten tijde van het verstrekken van de vergunning. Was dit wel het geval geweest, dan was de vergunning nooit verstrekt, aldus verweerder.