ECLI:NL:RBLIM:2025:10166

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
11590611 CV 25-1338
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van Dexia in verband met effectenleaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], handelend als wettelijke erfgenaam van [erflater], en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die door de contractant zijn afgesloten via een tussenpersoon, Pensioen Partners B.V. De contractant heeft schade geleden door het onrechtmatig handelen van Dexia, die haar zorgplicht heeft geschonden door de contractant en zijn erfgenamen als klant te accepteren zonder dat de tussenpersoon over de benodigde vergunning beschikte. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia aansprakelijk is voor de door de contractant geleden schade, die bestaat uit de betaalde inleg en niet vergoede restschuld. Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding van € 5.399,97, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van een breed scala aan rechtspraak over effectenleaseovereenkomsten, waarbij de kantonrechter aansluiting heeft gezocht bij eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11590611 CV 25-1338
vonnis van de kantonrechter van 15 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , ten dezen handelende in hoedanigheid van zichzelf en, ten behoeve van de gemeenschap, in hoedanigheid van wettelijke erfgenaam van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en verzoekende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en Dexia genoemd.

1.Kern van de zaak

1.1.
Contractant heeft via een tussenpersoon effectenleaseovereenkomsten gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia. Die overeenkomsten hielden het volgende in. Contractant leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. Contractant betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomsten werden de aandelen verkocht en moest de contractant het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat de contractant verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door de contractant geleden schade helemaal moet vergoeden.
1.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door de contractant geleden schade helemaal moet vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 maart 2025;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met een incidenteel verzoek;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
2.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

3.3. De feiten

3.1.
De volgende leaseovereenkomsten (verder: de overeenkomsten) zijn thans in het geding:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
39080467
12-02-2001
AEX-Plus Effect
II.
39080469
12-02-2001
AEX-Plus Effect
III.
39080468
12-02-2001
AEX-Plus Effect
Overeenkomst I. is afgesloten als en/of-overeenkomst op naam van [erflater] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Overeenkomst II. is afgesloten als en/of-overeenkomst op naam van [erflater] en [naam zoon] (zoon) en overeenkomst III. is afgesloten als en/of-overeenkomst op naam van [erflater] en [naam dochter] (dochter). [erflater] heeft in 2006 als wettelijke vertegenwoordiger van zijn kinderen de op naam van zijn kinderen gesloten overeenkomsten rechtsgeldig vernietigd wegens minderjarigheid (en het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter).
3.2.
[erflater] (verder: contractant) is op [overlijdensdatum] 2020 overleden.
3.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Door Dexia uitgekeerd
I.
31-03-2006
€ 423,39
Ja
II.
31-03-2006
€ 423,39
Ja
III.
31-03-2006
€ 423,39
Ja
3.4.
Volgens opgave van Dexia is op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 6.670,14 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave is geen bedrag aan dividenden uitgekeerd ontvangen en heeft contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen fiscaal voordeel genoten. Na beëindiging van de overeenkomsten heeft Dexia een bedrag van € 1.270,17 aan opbrengst aan contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] uitgekeerd.
3.5.
Verder heeft contractant nog de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
51782006
14-07-2000
Triple Effect
Ten aanzien van deze overeenkomst is de Duisenbergregeling getekend. Deze overeenkomst maakt geen onderdeel van de procedure uit.
3.6.
De gemachtigde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , Leaseproces, heeft bij brief van 7 augustus 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en het verzoek in het incident

4.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens contractant, mede als zijnde de rechtsvoorganger van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat contractant en iedere erfgenaam van contractant alsmede [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van al datgene dat contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan Dexia hebben betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert, dan wel verzoekt (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier, althans van andere schriftelijke documenten waar de door Leaseproces namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en contractant gesloten overeenkomsten met nummers 39080467, 39080468 en 39080469 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigd is,
 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en het verzoek in het incident
algemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie contractant.
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
Contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft/hebben schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
tussenpersoon
5.4.
Contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Pensioen Partners B.V. (verder ook: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [2] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.5.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door contractant in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“Contractant werd door Pensioen Partners ongevraagde benaderd met de suggestie om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van Contractant en zijn gezin door te nemen met een financieel adviseur van Pensioen Partners. Contractant heeft hiermee ingestemd. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was ook aanwezig bij het gesprek.
Tijdens het gesprek heeft de adviseur van Pensioen Partners, mevrouw [naam adviseur] (…), geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Zo is met de adviseur gesproken over het werk en de gezinssituatie van Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Daarnaast werd besproken dat Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] recent een erfenis hadden ontvangen van een oudtante van ongeveer NLG 10.000,-. Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bespraken tevens met de adviseur hun wens om te sparen voor de toekomst van hun zoon en dochter, mede om hun studie mee te kunnen bekostigen. Daarnaast wilden Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wat spaargeld voor zichzelf opbouwen voor later. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om deze doelen te bereieken en dat hij hier geschikte producten voor wist.
De adviseur adviseerde Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om drie AEX Plus Effect producten van Bank Labouchere af te sluiten met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 4.800,- per product. De adviseur adviseerde om één van de contracten op naam van Contractant en zijn minderjarige zoon af te sluiten. De contract diende voor de studie van zijn zoon. De adviseur adviseerde om ook een contract op naam van Contractant en zijn dochter af te sluiten. Dit contract diende voor de studie van zijn dochter. De adviseur adviseerde om het derde contract op naam van contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] af te sluiten. Dit contract diende voor het opbouwen van spaargeld voor Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zelf. De adviseur adviseerde om de verkregen erfenis van ongeveer NLG 10.000,- te delen voor de vooruitbetalingen van de contracten van hun zoon en dochter. Voor de vooruitbetaling van het contract op naam van Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zelf, dienden zij hun eigen opgebouwde spaargeld aan te wenden. Volgens de adviseur zouden Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor zij de studie van hun kinderen zouden kunnen bekostigen en zelf een mooi bedrag aan vermogen zouden opbouwen.
(…) Contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hadden geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden hebben zij het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor de AES Plus Effect producten is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomsten zijn op een later moment ondertekend.”
5.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het op 2 februari 2001 te Maastricht ondertekende aanvraagformulier van het AEX Plus Effect op naam van contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , waarop het TP-nummer 926 is ingevuld,
- een kopie van het op 2 februari 2001 te Maastricht ondertekende aanvraagformulier van het AEX Plus Effect op naam van [naam zoon] en contractant, waarop het TP-nummer 962 is ingevuld,
- een kopie van het op 2 februari 2001 te Maastricht ondertekende aanvraagformulier van het AEX Plus Effect op naam van [naam dochter] en contractant, waarop het TP-nummer 926 is ingevuld,
- een kopie van de overeenkomsten van 12 februari 2001 met contractnummers 39080467, 39080468 en 39080469, telkens voorzien van de tekst:
“Adviseur ATP00962-Pensioen Partners B.V.”,
- een schermafbeelding van de toenmalige website van de tussenpersoon waarop – onder andere – te lezen is:
“Voor alle geldzaken heeft de Pensioen Partners Nederland specialisten in huis. Of het nu gaat om verzekeren, sparen, beleggen, hypotheken of een langetermijnplanning: wij zij op de hoogte en wij adviseren u. Persoonlijk en deskundig”,
- een kopie van een uittreksel van de KvK van de tussenpersoon met als beschrijving van de werkzaamheden ‘
het verstrekken van adviezen op het gebied van oudedagsvoorziening en financial planning’.
aanhoudingsverzoek
5.8.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de – door haar zo genoemde – ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden. De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
5.9.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
(nieuwe) argumenten Dexia
5.10.
Dexia heeft tegen de bewuste redenering (nieuwe) argumenten aangevoerd. Die komen er, kort gezegd, op neer:
  • dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
  • dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
  • dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
  • dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
5.11.
Deze argumenten gaan niet op. Bij de beoordeling van deze zaak geldt – evenals in vergelijkbare zaken – als uitgangspunt dat, zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onderbouwd heeft gesteld en Dexia onvoldoende heeft weersproken, tussenpersonen een gebruikelijke werkwijze hadden. Daarbij bracht de adviseur van de tussenpersoon steeds de situatie en de wensen van een klant in kaart en stelde in aansluiting daarop een bepaald effectenleaseproduct als geschikt voor. Dexia wist dat. [3] [4] Met de stellingen omtrent de concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van de advisering in het geval van contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tegen de achtergrond van de beschreven gebruikelijke werkwijze, voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dat betekent dat Dexia, om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten, niet kan volstaan met een betwisting in algemene termen van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geschetste gang van zaken. Zij had daarvoor meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds in dit geval geen sprake is geweest van advisering, door uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomsten dan wel tot stand waren gekomen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij de stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze stelling moet daarom als vaststaand worden aangenomen. Daarom wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Dat de gemachtigde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in een andere zaak mogelijk in de processtukken een onjuiste weergave van de geschetste gang van zaken heeft opgenomen, betekent niet zonder meer dat zij in alle zaken een onbetrouwbare weergave van de feiten geeft. Van Dexia mag worden verwacht dat zij toelicht waarom daarvan in dit specifieke geval sprake is. Als de door de afnemer beschreven wijze van advisering niet klopt, kan Dexia dit immers weerspreken door te omschrijven hoe het volgens haar is gegaan. Dat Dexia dat volgens haar stellingen niet kan, omdat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen contractant, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en de adviseur van de tussenpersoon, komt voor haar rekening en risico. Zij heeft er destijds immers van afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten zoals contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en gebruik gemaakt van tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Anders dan Dexia meent betekent het voorgaande niet dat op haar een onderzoeks- of vastleggingsplicht rust, maar slechts dat het mogelijk ontbreken van onderbouwing van haar betwisting, voor haar rekening en risico komt.
wetenschap Dexia5.12. In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomsten met contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia5.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [5] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]5.14. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens contractant, mede als zijnde de rechtsvoorganger van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet alleen als klant aanbracht maar hen tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
5.15.
De als gevolg hiervan door contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 5.399,97. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
5.16.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.17.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering/verzoek van Dexia
5.18.
Dexia verzoekt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt veroordeeld het intakeformulier, dan wel een ander schriftelijk document van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken waaraan de door de gemachtigde ingenomen stellingen zijn ontleend.
5.19.
Dexia wil kennelijk weten welke gegevens contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier of anderszins dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een hoge uitzondering die maakt dat in dít geval van de beroepsbeoefenaar kan worden verlangd zich niet op zijn verschoningsrecht te beroepen. Al met al oordeelt de kantonrechter dat het incidentele verzoek van Dexia moet worden afgewezen.
5.20.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.21.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
5.22.
Omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
De proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 144,47
- griffierecht € 90,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 911,47.
5.23.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst het verzoek af,
6.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens contractant, mede als zijnde de rechtsvoorganger van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gehandeld door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractant en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet alleen als klant aanbracht maar hen tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.4.
verklaart voor recht dat contractant en iedere erfgenaam van contractant alsmede [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen de schade, zijnde een bedrag van € 5.399,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 5.15.,
6.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 911,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.10.
wijst de vorderingen af,
6.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
3.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
4.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
5.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.