ECLI:NL:RBLIM:2024:951
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake verbintenissenrecht en onrechtmatige daad met betrekking tot bedreiging en lening
In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, heeft eiser, procederend in persoon, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens procederend in persoon. De procedure volgde op een tussenvonnis van 23 augustus 2023, waarin de kantonrechter eerdere beslissingen had genomen die als eindbeslissingen golden. Eiser heeft in zijn conclusie van dupliek in reconventie stellingen ingenomen die betrekking hebben op de vorderingen in conventie, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om terug te komen op eerdere beslissingen. Het verzet van gedaagde is gegrond verklaard, en de eerdere veroordelingen van gedaagde zijn vernietigd. De kantonrechter heeft de primaire en subsidiaire vordering van eiser afgewezen en eiser veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld, waaronder betaling van € 400,00 ten titel van lening en € 488,00 ten titel van overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van gedaagde tot betaling van € 400,00 toegewezen, maar de vordering tot betaling van € 488,00 is afgewezen omdat eiser niet had gereageerd op de vermeerdering van eis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld jegens gedaagde door hem te bedreigen, en heeft de vordering van gedaagde tot verklaring voor recht toegewezen, maar de vordering tot schadevergoeding is afgewezen omdat gedaagde niet voldoende schade had aangetoond.
De kantonrechter heeft in de beslissing de vorderingen van eiser afgewezen en gedaagde in het gelijk gesteld, met veroordeling van eiser in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.