ECLI:NL:RBLIM:2024:9220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
ROE 23/2067
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor hotelkosten op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van onderdak (hotelkosten) op grond van de Participatiewet (PW). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 28 maart 2023 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft ingediend. Het college bleef bij deze afwijzing in het bestreden besluit van 19 juli 2023. De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers ROE 23/2065 en ROE 23/2067 gevoegd behandeld op 11 november 2024. Eiser, die dakloos was, heeft in de daklozenopvang verbleven, maar kon geen bewijsstukken overleggen voor de gemaakte hotelkosten. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat de kosten zich voordoen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.R.A.R. Lotfy),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van onderdak (hotelkosten) op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 28 maart 2023 (primaire besluit) afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar ingediend.
1.2.
Met het besluit van 19 juli 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het college bij deze afwijzing gebleven. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers: ROE 23 / 2065 en
ROE 23 / 2067 gevoegd op 11 november 2024 op zitting behandeld. Daarna heeft de rechtbank afzonderlijk uitspraak gedaan in voormelde zaaknummers. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was dakloos en heeft in de daklozenopvang van het Leger Des Heils in Maastricht verbleven. Deze opvang is in 2022 beëindigd omdat de medische beperkingen van eiser tot overlast zouden hebben geleid. Vanaf januari 2023 is de opvang overgenomen door uitvoerder: Levanto en toen heeft eiser zich gemeld bij Levanto voor toegang tot de opvang. Deze toegang werd geweigerd door Levanto.
3. Op 20 maart 2023 heeft gemachtigde bij Levanto een aanvraag gedaan voor toegang voor eiser tot de opvang bij Levanto (zie zaaknummer: ROE 23 / 2065). Daarnaast heeft gemachtigde bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand gedaan voor de kosten van onderdak (hotelkosten).
4. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag bijzondere bijstand voor hotelkosten afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zijn en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
5. Vervolgens heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang. [1]
6. Op 9 mei 2023 heeft de hoorzitting plaatsgevonden en heeft het college aangegeven dat de volgende gegevens nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag bijzondere bijstand:
- op naam gestelde facturen/nota’s van hotels e.d.
- betalingsbewijzen van deze facturen (bv. bankafschriften)
- inkomstenspecificaties van januari tot en met maart 2023.
Tijdens de hoorzitting verbleef eiser in detentie en was het niet mogelijk om bewijsstukken te verstrekken. Daarom heeft het college de behandeling van het bezwaar verdaagd en de gemachtigde de mogelijkheid gegeven om in bezwaar alsnog bovenstaande bewijsstukken te verstrekken.
7. Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde op 7 juli 2023 59 bijlagen ingediend, bestaande uit afdrukken van een telefoonscherm waarop transacties van internetbankieren (afschrijvingen) te zien zijn over de periode vanaf 21 november 2022 tot en met 16 juni 2023.
8. Met het bestreden besluit is het college bij de afwijzing van de bijzondere bijstand gebleven. Het college heeft aan deze afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand. [2] Het college stelt zich op het standpunt dat geen bijzondere omstandigheden zijn geconstateerd om bijzondere bijstand met terugwerkende kracht te verstrekken over de periode voorafgaand aan de aanvraagdatum (20 maart 2023). Niet is gebleken dat eiser de aanvraag niet op een eerder tijdstip had kunnen indienen. Daarnaast voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand omdat eiser zowel voor de periode van voor datum aanvraag, als na datum aanvraag, niet heeft aangetoond welke kosten hij precies heeft gemaakt en hoe hoog deze kosten zijn. Bij de aanvraag zijn de kosten niet nader gespecificeerd. De in bezwaar overgelegde afdrukken bevatten tientallen foto’s van een telefoon en ook daarop is niet te zien waar de kosten betrekking op hebben, waar en wanneer eiser ergens verbleven heeft. De bewijslast rust op eiser als aanvrager en omdat de overgelegde afdrukken dermate onduidelijk zijn, heeft eiser niet aangetoond dat de kosten zich voordoen. Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat de kosten in het individuele geval niet noodzakelijk zijn, dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden en dat niet kan worden beoordeeld of eiser financiële draagkracht heeft om de kosten te voldoen, omdat eiser geen inkomensgegevens heeft overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag bijzondere bijstand voor hotelkosten op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De te beoordelen periode
11. Ter zitting is met partijen vastgesteld dat de aanvraag bijzondere bijstand betrekking heeft op de periode vanaf 21 november 2022 (de datum van het eerste transactieoverzicht) tot 18 april 2023 (ingangsdatum detentie eiser). Tijdens de hoorzitting in bezwaar op 9 mei 2023 hebben partijen afgesproken dat voor de te maken hotelkosten over de periode na detentie een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand kan worden ingediend. Daarop heeft gemachtigde op 9 mei 2023 een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand ingediend.

Het verlenen van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht

12. Eiser voert aan dat het college de aanvraag bijzondere bijstand over de periode van voor 20 maart 2023 (datum aanvraag) ten onrechte heeft afgewezen. Er is sprake van bijzondere omstandigheden om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Eiser heeft te maken met fysieke en psychische beperkingen en vanwege het feit dat hij dakloos is, kon eiser geen begeleiding ontvangen (hij werd geweigerd door maatschappelijk werk en andere hulpverleningsinstanties). Doordat hij dakloos was kon hij ook geen administratie bijhouden en heeft hij niet eerder een aanvraag kunnen doen.
12.1.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de wet [3] in beginsel geen bijstand wordt toegekend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag voor bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [4] Zo’n omstandigheid kan zich voordoen als de betrokkene niet eerder in staat was een aanvraag te doen of zich niet eerder kon melden voor een aanvraag. [5]
12.2.
Het college voert buitenwettelijk begunstigend beleid voor de termijn waarbinnen een aanvraag om bijzondere bijstand moet zijn ingediend, neergelegd in de Beleidsregels bijzondere bijstand Maastricht 2018 e.v. (hierna: de beleidsregels).
12.3.
In artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels is bepaald dat bijzondere bijstand op aanvraag wordt verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat van het eerste lid kan worden afgeweken indien:
(a) de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen, of
(b) indien er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat wanneer het genoemde in het tweede lid zich voordoet bijstand kan worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.
12.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) komt aan de bestuursrechter met betrekking tot buitenwettelijk begunstigend beleid een terughoudende toets toe. Deze houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van het beleid als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt beoordeeld of het beleid op consistente wijze is toegepast. [6]
12.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht en op goede gronden de aanvraag voor bijzondere bijstand met terugwerkende kracht afgewezen. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd - evenals het college - geen bijzondere omstandigheden tot verlening van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht. Hiervoor vindt de rechtbank van belang dat eiser zijn stelling dat hij niet eerder bijzondere bijstand heeft kunnen aanvragen op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Het is enkel bij stellingen gebleven. Niet gebleken is dat eiser gedurende de gehele periode vanaf 21 november 2022 (datum eerste transactieoverzicht) tot 20 maart 2023 (datum aanvraag) niet eerder een aanvraag bijzondere bijstand heeft kunnen indienen.
Voorwaarden bijzondere bijstand
13. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen (vraag 1), vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn (vraag 2), daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (vraag 3) en tot slot of de kosten voldaan kunnen worden uit de aanwezige middelen (vraag 4). [7] Deze vragen dienen in dwingende volgorde te worden beantwoord voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.
13.1.
Het college heeft in het bestreden besluit het recht op bijzondere bijstand (zowel over de periode van voor datum aanvraag, als daarna) beoordeeld aan de hand van de bovenstaande vier hoofdvragen op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW.
Vraag 1: doen de kosten zich voor?
14. In geschil is of eiser zowel de periode voor 20 maart 2023 (datum aanvraag), als daarna, heeft aangetoond welke kosten hij heeft gemaakt en hoe hoog deze kosten zijn.
14.1.
Eiser voert aan dat met de overgelegde transactieoverzichten wel degelijk is aangetoond dat er afschrijvingen hebben plaatsgevonden voor hotelovernachtingen. Voor zover dat niet voldoende was, had het college een hersteltermijn moeten bieden. Het primaire besluit is genomen, zonder eerst bewijsstukken op te vragen, waardoor één instantie verloren is gegaan waarin eiser stukken kon overleggen. Het is aan het college om de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te vergaren. Daarbij komt dat het college vanaf 25 juni 2023 wel de kosten voor de hotelovernachtingen vergoedt. Het is niet duidelijk waarom het thans wel mogelijk is en in het verleden niet.
14.2.
De rechtbank stelt voorop dat op degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW, de last rust om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. [8] De aanvrager dient zijn aanvraag te onderbouwen, aan de hand van objectieve en verifieerbare bewijsstukken waaruit blijkt dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen.
14.3.
Niet in geschil is dat de gemachtigde van eiser op 20 maart 2023 bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor hotelkosten en dat die aanvraag niet is onderbouwd met objectieve en verifieerbare bewijsstukken waaruit de hotelkosten blijken. Gemachtigde heeft tijdens de bezwaarfase schermafdrukken van een telefoon ingeleverd. Uit de transactieoverzichten blijkt dat overschrijvingen zijn gedaan naar onder meer: Atlas 2000 Valkenburg, Tulip Inn Heerlen, Expedia.nl, Bastion Holding, Booking en Hotelspecials. Op de schermafdrukken is verder zichtbaar dat bedragen worden overgemaakt die in hoogtes variëren.
14.4.
De rechtbank is met het college van oordeel dat op basis van de overgelegde schermafdrukken niet kan worden vastgesteld waar de transacties exact betrekking op hebben. Hoewel zichtbaar is dat veel overboekingen worden gedaan naar hotel(s)/ -ketens en (boeking)websites, heeft het college terecht gesteld dat daaruit nog niet blijkt welke kosten het concreet betreft en over welke periode de hotelkosten zijn gemaakt. Verder kan op basis van de schermafdrukken ook niet worden vastgesteld dat de kosten door eiser zijn betaald, omdat een tenaamstelling ontbreekt. Daarbij komt dat verschillende schermafdrukken dubbel zijn bijgevoegd en de kosten variërend uiteenlopen in bedragen van bijvoorbeeld € 24,30 tot € 187,50. Daarnaast bevinden zich onder de schermafdrukken ook andere transacties dan de overboekingen naar hotels en (boeking) websites. [9] Gelet hierop is de rechtbank met het college van oordeel dat op basis van de overgelegde schermafdrukken niet kan worden vastgesteld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd zich voordoen. Dat het college bijzondere bijstand heeft toegekend voor de hotelkosten vanaf 25 juni 2023, maakt het voorgaande niet anders, omdat niet in geschil is dat de hotelkosten vanaf 25 juni 2023 zich voordoen. Het college heeft daarover ter zitting desgevraagd toegelicht dat aan eiser na detentie een beschermd wonen indicatie met begeleiding vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) was toegekend, waarvoor eiser in een hotel verbleef en de hotelkosten vergoed werden vanuit de bijzondere bijstand.
14.5.
Dat het college een hersteltermijn had moeten bieden omdat de overgelegde transactieoverzichten niet voldoende waren, volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft het college desgevraagd toegelicht dat de aanvraag direct is afgewezen, zonder een hersteltermijn te bieden, maar dat gemachtigde tijdens de bezwaarfase alsnog de gelegenheid is geboden om de aanvraag bijzondere bijstand aan te vullen. Voor zover het college in de aanvraagfase onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan door de aanvraag direct af te wijzen, heeft het college dit in de bezwaarfase hersteld. Tijdens de bezwaarfase is gemachtigde de mogelijkheid gegeven om bewijsstukken in te dienen ter specificering en onderbouwing van de aanvraag. Hiervoor heeft het college in het verslag van de hoorzitting opgesomd welke bewijsstukken nodig zijn om het recht op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen (zie onder 6.). Het college heeft de behandeling van het bezwaar verdaagd (omdat eiser in detentie zat en gemachtigde toen niet over stukken kon beschikken). Vervolgens heeft gemachtigde op 7 juli 2023 de hiervoor besproken schermafdrukken ingeleverd. Hiermee heeft het college tijdens de bestuurlijke heroverweging in bezwaar eiser (ruimschoots) de gelegenheid geboden om de aanvraag aan te vullen met de gevraagde bewijsstukken. De beroepsgrond slaagt niet.
14.6.
Uit het bovenstaande volgt dat niet is voldaan aan de eerste voorwaarde voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand: doen de kosten zich voor. Het college heeft de aanvraag bijzondere daarom terecht afgewezen. Gelet daarop behoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, rechter, in aanwezigheid van
mr.N.H.C. Schroeten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 12 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie hierover zaaknummer: ROE 23/794.
2.Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Dit volgt uit artikel 43, eerste lid, en artikel 44, eerst lid, van de Participatiewet.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:212.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:416.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1781.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:850.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.
9.Dit betreffen transacties op 4 december 2022 van € 35,00 en 7 maart 2023 van € 55,55.