Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de last onder dwangsom. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
7. Op 15 februari 2023 heeft verweerder een bestuurlijke rapportage ontvangen van de politie Limburg (rapportage). In die rapportage staan observaties van een verbalisant ten aanzien van gebeurtenissen op 1 februari 2023. Op die dag heeft de verbalisant gezien dat op de Debussystraat in Sittard meerdere mensen voor het bedrijf [bedrijfsnaam] bezig waren met het leggen van glasvezelkabels. Omstreeks 15:30 uur zag de verbalisant een jongen met een zwarte helm van het merk Roof naar een van de medewerkers van [bedrijfsnaam] lopen. Deze jongen was in het gezelschap van een andere man. De jongen overhandigde de genoemde medewerker iets, waarop die medewerker een blauw zakje wegstopte in zijn werkbroek. De medewerker gaf de jongen vervolgens een biljet van € 50,-. De jongen liep naar een scooter, een zwarte Piaggio van het type Zip. De verbalisant trok het kenteken na. Deze scooter bleek op de naam van eiser te staan. De verbalisant herkende eiser, aan de hand van zijn SKDB-foto, als degene die hij net een deal zag sluiten. De verbalisant zag eiser als bestuurder op de scooter stappen. De andere man stapte achterop. Op de President Kennedysingel is de scooter met daarop eiser en de andere man staande gehouden. Bij eiser zijn meerdere kleine coupures aangetroffen waaronder één vijftigeurobiljet. In de buddyseat van de scooter zijn in een schoudertas drie gripzakken hennep aangetroffen en een pak nieuwe ponypacks (vetvrij papier). Bij insluiting is bij eiser nog een boterhamzakje met, volgens een indicatieve MMC-test, cocaïne aangetroffen. De koper leverde na hierom gevraagd te zijn een blauw zakje met daarin hennep in bij de verbalisant. Hij verklaarde deze gekocht te hebben van eiser. Uit de rapportage bleek tot slot dat eiser bekend is bij de politie met 46 delicten waaronder acht opiumdelicten en dat hij al één keer eerder was aangehouden op verdenking van handel in verdovende middelen.
8. Op grond van de rapportage heeft verweerder op 16 februari 2023 een last onder dwangsom aan eiser opgelegd. De last houdt feitelijk in dat eiser wordt gesommeerd zich niet nogmaals op de openbare weg te begeven in de gemeente Sittard -Geleen met de kennelijke bedoeling om in verdovende middelen te handelen. Als hij dit verbod – opgenomen in artikel 2:74 van de APV – toch weer overtreedt dan verbeurt hij een dwangsom van € 5.000,- per geconstateerde overtreding tot een maximum van € 20.000,-.
Is er sprake van een overtreding?
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een overtreding van artikel 2:74 van de APV. Omdat er geen sprake is van een overtreding heeft verweerder ook geen bevoegdheid om aan eiser een last onder dwangsom op te leggen. Feitelijk stelt eiser dat niet hij maar de andere jongen degene is die de betreffende hennep heeft verkocht. De aangetroffen middelen zijn voor eigen gebruik. Eiser vindt de weergave van feiten in de rapportage onjuist en gebrekkig. Het rapport is niet deugdelijk en controleerbaar omdat het toegespitst is op eiser en niet (voldoende) op de andere man, de bijrijder.
10. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in beginsel uit mag gaan van de juistheid van de inhoud van een ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage, voor zover deze eigen de eigen waarnemingen van de opsteller weergeven. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van de betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
11. De rechtbank stelt vast dat de rapportage op ambtseed is opgemaakt en dat daarin de eigen waarneming van de opsteller zijn opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele stelling van eiser dat niet hij maar zijn bijrijder de dealer was onvoldoende om te twijfelen aan de in de rapportage opgenomen bevindingen. In de vragen die eiser opwerpt ziet de rechtbank ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de rapportage. Dat de verbalisant eiser herkent met een helm op is niet onmogelijk. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat eiser uiteindelijk is aangehouden als een van de twee personen op de scooter en dat hij de enige persoon was met een helm op. De rechtbank stelt verder vast dat in de rapportage staat dat de verbalisant het kenteken heeft nagetrokken nadat hij de deal heeft gezien. De vraag hoe verbalisant de deal heeft kunnen zien terwijl hij het kenteken natrok strookt dus niet met de rapportage en kan dan ook geen aanleiding zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het feit dat eiser de hoofdrol speelt in de rapportage en minder aandacht is geschonken aan zijn bijrijder is verder ook geen aanleiding tot twijfel. Dit zegt niets over de juistheid van de observaties die zijn gemaakt. Tot slot brengt ook het enkele feit dat de koper in gebrekkig Nederlands/Duits bevraagd is niet mee dat er daarom aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de rapportage of wat daarin is opgenomen over wat de koper heeft verklaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze vragen zonder verdere onderbouwing geen aanleiding vormen om te twijfelen aan de juistheid van de rapportage. Verweerder heeft daarom uit mogen gaan van de juistheid van de rapportage.
12. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rapportage een voldoende onderbouwing is om een overtreding vast te stellen. Zoals onder 7 weergegeven staat in de rapportage onder meer dat is gezien dat eiser een zakje hennep heeft verkocht. Dit vond plaats op de openbare weg in de gemeente Sittard -Geleen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis daarvan terecht een overtreding van artikel 2:74 van de APV heeft vastgesteld. Hieruit blijkt immers dat eiser zich op de openbare weg begaf in de gemeente Sittard -Geleen met het kennelijke doel om verdovende middelen te verhandelen. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ter verdere onderbouwing van het kennelijke doel tot het handelen in drugs, heeft kunnen verwijzen naar de verdere bij eiser aangetroffen verdovende middelen. De rechtbank wijst daarbij onder andere op de onderverdeling in kleinere hoeveelheden, de gripzakken en de aanwezigheid van ponypacks. Dit zijn tezamen genomen omstandigheden die – zoals verweerder aanvoert – indicatief zijn voor handel. De enkele stelling van eiser dat de drugs voor eigen gebruik waren doet daar niet aan af. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder eiser ten onrechte niet gehoord?
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ten onrechte niet is gehoord voordat hem een last onder dwangsom is opgelegd. Er is geen sprake van de vereiste spoed om af te zien van het opvragen van een zienswijze. Er is geen sprake van (gevaar voor) herhaling en verweerder heeft niet voortvarend gehandeld.
14. Van het opvragen van een zienswijze kan op grond van artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden afgezien als daarvoor goede gronden zijn. In artikel 6 van de Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Sittard -Geleen houdende regels omtrent drugshandel op straat, leidend tot drugsoverlast en aantasting van het veiligheidsgevoel staat dat, om herhaling te voorkomen, van horen wordt afgezien bij overtreding van artikel 2:74 van de APV.
15. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat kon worden af gezien van het opvragen van een zienswijze. De grond hiervoor lag in het voorkomen van herhaling. Uit de aard van de overtreding mocht verweerder spoed afleiden in de zin van het voorkomen van die herhaling. De handel in drugs is namelijk zeer lucratief. Ten aanzien van het door eiser gestelde gebrek aan voortvarendheid, overweegt de rechtbank dat eiser daarbij uitgaat van een foutieve datum van het besluit. Het besluit is één dag na ontvangst van de rapportage genomen. Verweerder licht daarbij toe dat als er meer tijd tussen de overtreding en de bestuurlijke rapportage zit, hij wel een zienswijze opvraagt. Verder ligt hij toe dat altijd wordt gekeken of niet alsnog een zienswijze opgevraagd moet worden, maar dat daartoe in deze zaak geen aanleiding was. De rechtbank oordeelt daarom dat van een gesteld gebrek aan voortvarendheid, die afbreuk zou doen aan de gestelde spoed, geen sprake is. Verweerder heeft er toe kunnen overgaan een besluit te nemen zonder eiser eerst te horen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de dwangsom onevenredig?
16. Eiser voert aan dat bij het opleggen en vaststellen van de hoogte van de dwangsom geen rekening is gehouden met zijn beperkte financiële middelen.
17. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn financiële situatie niet heeft onderbouwd. De enkele stelling dat hij moet leven van een uitkering op grond van de Participatiewet is daartoe onvoldoende. Dat de last onder dwangsom voor eiser onevenredig bezwarend is, is de rechtbank dus niet gebleken.
18. Ten aanzien van de hoogte van dwangsom overweegt de rechtbank dat het aan het bestuursorgaan is om een afweging te maken en de hoogte van de dwangsom te bepalen. Wel kan de hoogte of gebrekkige motivatie daarvan strijd opleveren met de evenredigheid zoals neergelegd in artikel 5:32b, derde lid, van de Awb.De op te leggen dwangsom moet een zodanige prikkel geven dat de last wordt uitgevoerd zonder dat deze verbeurd zal worden. De Afdeling heeft reeds eerder overwogen dat een dwangsom van € 5.000,- met een maximum van € 20.000,- in verhouding staat tot het met artikel 2:74 van de AVP te dienen doel.Zij verwijst daarvoor voornamelijk naar de uiterst lucratieve aard van drugshandel en het feit dat drugshandel op geldelijk gewin gericht is. Ook verweerder verwijst hiernaar. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de dwangsom in dit geval daarom voldoende gemotiveerd en niet onevenredig is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de last onder dwangsom punitief?
19. Eiser stelt dat de last onder dwangsom een punitief karakter heeft en daarom geen stand kan houden.
20. De rechtbank oordeelt dat het doel van de last onder dwangsom in dit geval het voorkomen van herhaling van de overtreding van artikel 2:74 van de APV is. Indien eiser niet opnieuw de overtreding begaat, verbeurt hij ook geen dwangsom. Hij heeft dit daarom zelf in de hand. De last onder dwangsom heeft daarmee niet tot doel om eiser leed toe te voegen, maar om herhaling van de overtreding te voorkomen.Anders dan eiser stelt, gaat het hier dan ook niet om een punitieve sanctie. Deze beroepsgrond slaagt niet.