ECLI:NL:RBLIM:2024:4769

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
ROE 22/805
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire strafontslag van politieambtenaar wegens plichtsverzuim en schending van integriteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het beroep van eiser tegen zijn onvoorwaardelijk strafontslag behandeld. Eiser, een politieambtenaar, was sinds januari 1982 werkzaam bij de politie en vervulde de functie van Senior Gebiedsgebonden Politiezorg. Het ontslag was het gevolg van meerdere beschuldigingen van plichtsverzuim, waaronder het onderhouden van contacten met personen met criminele antecedenten, het vliegen met een drone in een No-Fly zone, het onrechtmatig gebruik van het politielogo op zijn bedrijfswebsite, en het in de voedselketen brengen van een hertenbok die niet door afschieten om het leven was gekomen. De rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht heeft gehandeld door eiser een disciplinaire straf op te leggen, aangezien het plichtsverzuim toerekenbaar is en de opgelegde straf evenredig is. De rechtbank bevestigt dat de gedragingen van eiser het vertrouwen in hem als politieambtenaar ernstig hebben geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het strafontslag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/805

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de korpschef van politie, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.M. Burger).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 14 februari 2022 (het bestreden besluit). In dat besluit heeft verweerder het besluit van 30 januari 2020, waarbij aan eiser de straf van onvoorwaardelijk strafontslag is opgelegd, gehandhaafd.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder, vergezeld van mr. S.C.M.A. Gommans. Namens eiser is, met voorafgaand bericht van afwezigheid, niemand verschenen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser was sinds januari 1982 werkzaam bij de politie, laatstelijk in de functie van Senior Gebiedsgebonden Politiezorg in het basisteam Heerlen van de eenheid Limburg.
In deze functie vervulde hij de taken van Kerninstructeur binnen het Contra-Terrorisme, Extremisme en Radicalisering trainingsprogramma.
2.1.
In opdracht van het Openbaar Ministerie werd in de periode van 29 september 2017 tot en met 25 juni 2018 een strafrechtelijk onderzoek naar eiser ingesteld. De uitkomsten van dit onderzoek gaven verweerder aanleiding tot het instellen van een disciplinair onderzoek. Dit is eiser bij brief van 2 juli 2018 meegedeeld. Eiser is toen buiten functie gesteld.
2.2.
Bij besluit van 1 augustus 2018 werd eiser geschorst in het belang van de dienst. Daarnaast werd hem het verbod opgelegd om zijn nevenwerkzaamheden op het gebied van luchtfotografie uit te voeren.
2.3.
Bij besluit van 28 januari 2019 werd de duur van de schorsing met zes maanden verlengd. De reden was dat op 26 november 2018 is geconstateerd dat eiser vanwege zijn gemoedstoestand op dat moment niet op korte termijn kon worden gehoord door de onderzoekers van de Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de Eenheid Limburg.
2.4.
Bij besluit van 29 juli 2019 werd de duur van de schorsing wederom verlengd, nu tot verweerder een besluit zou hebben genomen op grond van de resultaten van het disciplinair onderzoek. Volgens de bedrijfsarts waren er op dat moment nog steeds vanuit medisch oogpunt bezwaren om eiser door de onderzoekers van VIK te laten horen.
2.5.
Naar aanleiding van berichtgeving van de bedrijfsarts op 5 augustus 2019 heeft verweerder besloten aan de hand van de onderzoeksbevindingen van VIK tot besluitvorming te komen zonder dat eiser door de onderzoekers van VIK zou worden gehoord. De van de zijde van de Rijksrecherche verkregen processen-verbaal van bevindingen zijn aan eiser ter beschikking gesteld en eiser is de mogelijkheid geboden om hierop schriftelijk te reageren. Op 30 januari 2019 heeft eiser schriftelijk gereageerd.
2.6.
Op 5 november 2019 heeft verweerder zijn voornemen tot strafontslag aan eiser uitgereikt. Op 28 november 2019 heeft eiser schriftelijk zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2.7.
Met het primaire besluit van 30 januari 2020 heeft verweerder eiser per 31 januari 2020 de disciplinaire straf van ontslag verleend wegens plichtverzuim. Kort samengevat heeft verweerder eiser verweten:
  • omgang, respectievelijk vriendschappelijke relatie met één of meerdere personen met criminele antecedenten;
  • het in strijd met de gestelde voorwaarden, respectievelijk met wet- en/of regelgeving, uitvoeren van nevenwerkzaamheden op het gebied van de luchtfotografie;
  • het in strijd met de wet- en/of regelgeving handelen in (wild) vlees;
  • het in strijd met de wet- en/of regelgeving uitoefenen van de jacht;
  • het schenden van het ambtsgeheim/bevragingen politiesystemen voor privédoeleinden;
  • overige integriteitsschendingen.
Verweerder heeft deze gedragingen bij elkaar aangemerkt als ernstig plichtsverzuim en zich op het standpunt gesteld dat dit plichtsverzuim eiser kan worden toegerekend. Eiser heeft hiermee het in hem gestelde vertrouwen en het aanzien van het korps geschaad.
2.8.
Bij uitspraak van 31 mei 2021 [1] heeft de rechtbank het beroep tegen het schorsingsbesluit, de eerste verlenging van het schorsingsbesluit en het verbod tot uitoefening van nevenwerkzaamheden gegrond verklaard, de besluiten op bezwaar van 15 maart 2019 en 9 augustus 2019 vernietigd en de primaire besluiten van 1 augustus 2018 en 28 januari 2019 herroepen.
2.9.
Met het bestreden besluit van 14 februari 2022 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit van 30 januari 2020 ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de disciplinaire straf van ontslag die eiser is opgelegd standhoudt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat wordt eiser verweten en is er sprake van plichtsverzuim?
5. Aan de disciplinaire straf van ontslag heeft verweerder zes verschillende gedragingen ten grondslag gelegd:
  • omgang, respectievelijk vriendschappelijke relatie met één of meerdere personen met criminele antecedenten;
  • het in strijd met de gestelde voorwaarden, respectievelijk met wet- en/of regelgeving, uitvoeren van nevenwerkzaamheden op het gebied van de luchtfotografie;
  • het in strijd met de wet- en/of regelgeving handelen in (wild) vlees;
  • het in strijd met de wet- en/of regelgeving uitoefenen van de jacht;
  • het schenden van het ambtsgeheim/bevragingen politiesystemen voor privédoeleinden;
  • overige integriteitsschendingen.
6. Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
6.1.
Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp kan wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd.
6.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gelden in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, is wel noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. [2]
Omgang, respectievelijk vriendschappelijke relatie, met één of meerdere personen met criminele antecedenten
7. Verweerder verwijt eiser dat hij in privétijd, maar ook in diensttijd, vriendschappelijke contacten heeft onderhouden met meerdere personen die politieel bekend zijn en waarvan het merendeel antecedenten heeft. Bedoelde personen zijn [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] (junior), [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] Eiser ging met deze personen uit of naar feestjes en op vakantie. Daarnaast was er sprake van een WhatsApp-groep waarvan eiser en een aantal van deze personen deel uitmaakten. Eiser heeft op 21 maart 2014 en op 19 september 2015 in deze WhatsApp-groep berichten geplaatst die volgens verweerder een politieman onwaardig zijn. Op 21 maart 2014 heeft eiser een foto aan de WhatsApp-groep gestuurd. Op de foto is een werkplek op het politiebureau te zien. Op het bureau ligt een aantal dossiers. Eiser heeft hierbij de volgende tekst gestuurd: “Sepot beleid is klote. Moet mi zelf typen”. [naam 4] heeft hier vervolgens op gereageerd met de opmerking: “Seponeren! In de Belgische fax ermee”. Hierop heeft eiser geschreven: “Ja denk dat het dat gaat worden zijn weer een paar gasten blij”. Op 19 september 2015 gaat het gesprek in de WhatsApp-groep over klanten van eiser die een vast abonnement hebben op “een sepot à la [naam 9] ” (met wie op eiser wordt gedoeld).
Verder zou eiser volgens het onderzoek van verweerder in de periode 2007 tot 2018 dertien voertuigen op zijn naam hebben gehad. Een groot deel van deze voertuigen zou eiser hebben gekocht van of verkocht aan personen met criminele antecedenten.
In de beroepscode van de politie staat onder meer dat een ambtenaar van politie omgang met individuen, verenigingen of groepen vermijdt die een imago hebben dat in strijd is met zijn functie. Eiser is volgens verweerder aan dit belangrijke uitganspunt volledig voorbij gegaan. Verweerder neemt het eiser kwalijk dat deze contacten tussen hem en voormelde personen gedurende langere tijd hebben bestaan, terwijl eisers leidinggevende hem in het verleden voor bedoelde contacten heeft gewaarschuwd. Met deze contacten heeft eiser volgens verweerder laten zien dat hij zich volstrekt onvoldoende bewust was van zijn positie als politieambtenaar in de maatschappij en zijn verantwoordelijkheid daarin. Bovendien heeft eiser het korpsbelang volledig miskend.
7.1.
Ten aanzien van deze gedraging heeft eiser aangevoerd dat verweerder geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat de relaties met personen met criminele antecedenten van dien aard zijn dat er sprake zou zijn van plichtsverzuim. Hij verwijst naar hetgeen hierover in het aanvullend bezwaarschrift naar voren is gebracht.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter onderbouwing van deze gedraging heeft verwezen naar pagina 7 van het rapport intern (disciplinair) onderzoek waar tien personen worden genoemd met wie eiser (regelmatig) contact zou hebben gehad. Zeven van de tien hebben meerdere criminele antecedenten. De personen die geen antecedenten hebben laat de rechtbank hier buiten beschouwing. Verder heeft verweerder verwezen naar een proces-verbaal van bevindingen met als thema “onderhouden ongewenste contacten”. Hieruit blijkt dat eiser (regelmatig) contact heeft met in ieder geval [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] via WhatsApp en via de telefoon en ook in persoon. Verder heeft verweerder verwezen naar twee gesprekken tussen [naam 4] en [naam 2] Deze personen hebben het over eiser. Ook blijkt uit deze gesprekken dat eiser informatie heeft doorgegeven aan [naam 4] over een aankomende controle van de belastingdienst en de FIOD en politie. [naam 4] heeft deze informatie vervolgens weer doorgegeven aan [naam 2] Ook zit er in dit proces-verbaal van bevindingen een uitwerking van de gesprekken via de WhatsApp-groep tussen onder andere [naam 2] , [naam 4] , [naam 8] en eiser over de periode mei 2013 tot en met september 2015. Hierin zijn ook de op 21 maart 2014 en 19 september 2015 door eiser gestuurde berichten te lezen. Verder heeft verweerder verwezen naar pagina’s 27 en 28 van het rapport intern (disciplinair) onderzoek. Hieruit blijkt dat eiser in de periode 21 augustus 2009 tot en met 28 juni 2016 zeven voertuigen heeft gekocht van en verkocht aan [naam 6] , [naam 3] , [naam 8] en [naam 4]
7.3.
De hierboven genoemde gegevens leiden de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de verweten gedraging ‘omgang, respectievelijk vriendschappelijke relatie, met één of meerdere personen met criminele antecedenten’ voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging terecht is aangemerkt als plichtsverzuim. Eiser heeft hiermee gehandeld in strijd met de beroepscode van de politie.
Het in strijd met de gestelde voorwaarden, respectievelijk met wet- en/of regelgeving, uitvoeren van nevenwerkzaamheden op het gebied van de luchtfotografie
8. Verweerder verwijt eiser dat hij het politielogo zonder toestemming op de website van zijn bedrijf [bedrijfsnaam] heeft gezet. [bedrijfsnaam] is een eenmanszaak op het gebied van het vervaardigen van luchtopnames en luchtfotografie met behulp van drones. Op de website van het bedrijf stonden de bedrijven met hun logo vermeld die klant zijn of klant zijn geweest. Daartussen stond ook het logo van de politie. De politie heeft hiervoor geen toestemming gegeven. Het is niet toegestaan om het politielogo voor commerciële doeleinden te gebruiken. Met het plaatsen van het logo van de politie op de website heeft eiser inbreuk gemaakt op het intellectuele eigendomsrecht van de politie.
Daarnaast is eiser volgens verweerder (indirect) betrokken geweest bij het vliegen met een drone in een No-Fly zone. Eiser weet dan wel dient te weten dat het vliegen met een drone in No-Fly zones is verboden. In het voornemen heeft verweerder hiervan zeven voorbeelden (bruiloft Maastricht, hoge waterstand Maas, Ikea Heerlen, Amerikaanse bus Heerlen, Pop on Top Valkenburg, kasteelhof Born, politiecontrole [woonwagenkamp] ) genoemd.
Verweerder is van mening dat eiser hier heeft gehandeld in strijd met wet en/of regelgeving en ook in strijd met de voorwaarden die zijn vastgelegd in het besluit van 2 oktober 2012 (verklaring van geen bezwaar voor het verrichten van nevenwerkzaamheden). In 2012 heeft eiser op het formulier verklaring van geen bezwaar aangegeven dat hij twee uren per week met zijn nevenwerkzaamheden bezig zal zijn. Met de voorbeelden uit het onderzoek wordt in ieder geval de indruk gewekt dat dit aantal wekelijks ruimschoots wordt overschreden. Verder is volgens verweerder gebleken dat eiser tijdens zijn werk alsook tijdens zijn ziekteperiode met zijn nevenwerkzaamheden bezig is geweest, terwijl dat in de verklaring van geen bezwaar is uitgesloten. Verweerder leidt hieruit af dat eiser met deze gedragingen laat zien dat hij inzicht in eigen handelen, inzicht in de ernst van de gedragingen en een gebrek aan besef dat hij in een organisatie werkt waar het bewaken van persoonlijke integriteit uiterst belangrijk is, mist.
8.1.
Ten aanzien van deze gedraging heeft eiser aangevoerd dat verweerder geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden met betrekking tot luchtfotografie in strijd zouden zijn met het Barp. Hij verwijst naar hetgeen hierover in het aanvullend bezwaarschrift naar voren is gebracht.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter onderbouwing van deze gedraging heeft verwezen naar een rapport van bevindingen met betrekking tot het gebruik van het politielogo. Hieruit blijkt dat op 14 maart 2019 op de website van het bedrijf [bedrijfsnaam] onder het kopje klanten het politielogo te zien was. Eiser had hiervoor geen toestemming van de Nationale Politie. Dit is een inbreuk op het intellectuele eigendomsrecht van de politie. Eiser heeft erkend dat het gebruik van het politielogo op zijn website niet was toegestaan en dat dit niet had mogen gebeuren.
Wat betreft de zeven voorbeelden met betrekking tot het (indirect) betrokken zijn bij het vliegen met een drone in een No-Fly zone heeft verweerder verwezen naar uitgewerkte, afgetapte telefoongesprekken met het telefoonnummer van [bedrijfsnaam] . Uit deze gesprekken valt af te leiden dat het bedrijf van eiser door verschillende personen wordt benaderd om met een drone opnames te maken. De zeven voorbeelden uit het voornemen spelen zich alle af in een No-Fly zone. Dit betekent dat het daar verboden is om met een drone te vliegen. Uit de gesprekken blijkt ook heel duidelijk dat eiser hier heel goed van op de hoogte is, maar dat hij manieren weet hoe het toch zou kunnen of dat hij zelfs een boete wil riskeren, omdat de boete lager is dan het geld dat hij voor de opdracht krijgt.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van bevindingen in ieder geval met betrekking tot de dronevlucht op 7 maart 2018 in de buurt van het Kasteelhof te Born blijkt dat eiser met een drone in een No-Fly zone heeft gevlogen dan wel dat hij dat samen met de heer Bal heeft gedaan. Dit betekent dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in ieder geval op 7 maart 2018 betrokken is geweest bij het vliegen met een drone in een No-Fly zone. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiser in strijd met de regels over intellectueel eigendom het politielogo op de website van zijn bedrijf heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen terecht zijn aangemerkt als plichtsverzuim. Eiser heeft hiermee gehandeld in strijd met de regels van intellectueel eigendomsrecht en ook met de regel dat in een No-Fly Zone niet mag worden gevlogen met een drone.
Uit de door verweerder verstrekte informatie kan echter niet worden opgemaakt hoeveel uren per week eiser aan deze nevenwerkzaamheden heeft besteed. Verweerder heeft het zelf ook over “de indruk heeft gewekt” dat de twee uur per week ruimschoots wordt overschreden. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank dus niet vast.
Het in strijd met de wet- en/of regelgeving handelen in (wild) vlees
9. Verweerder verwijt eiser verder dat hij een hertenbok die niet door afschieten is doodgegaan in de voedselketen heeft doen terechtkomen. Eiser heeft hiermee in strijd met de geldende wetgeving gehandeld. Een dode bok die niet door afschieten om het leven is gekomen, mag niet in de voedselketen terecht komen. De bok had uitsluitend verwerkt mogen worden door een erkende verwerker om gevaar voor de volksgezondheid te voorkomen.
Uit een telefoongesprek op 17 december 2017 blijkt verder dat eiser een – kennelijk gedomesticeerde – geit wil doden voor vermoedelijk de verkoop.
Verder blijkt volgens verweerder uit het onderzoek dat eiser in grote hoeveelheden (wild) vlees heeft gehandeld. Hierdoor is bij verweerder de indruk ontstaan dat deze handel zich heeft ontplooid tot een nevenactiviteit die het stadium van hobbymatig is gepasseerd. Eiser heeft zich gepresenteerd onder de naam “De Wilde jagers, voor al uw wild tijdens de wintermaanden, direct van de jager”. Dit blijkt ook uit een e-mail die eiser op 18 december 2016 aan diverse collega’s heeft gestuurd waarin staat dat er divers wild is geschoten en dat degene die iets wil hebben dat aan eiser moet laten weten en de bestelling vervolgens op een bepaalde dag kan worden opgehaald.
9.1.
Ten aanzien van deze gedraging heeft eiser aangevoerd dat verweerder geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat hij in strijd met de wet- en/of regelgeving heeft gehandeld in (wild) vlees. Hij verwijst naar hetgeen hierover in het aanvullend bezwaarschrift naar voren is gebracht.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter onderbouwing van deze gedraging heeft verwezen naar een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot dood dier naar het restaurant [restaurant] . Uit de uitgewerkte afgetapte telefoongesprekken blijkt dat eiser op 7 maart 2018 is gebeld door [naam 5] (senior) met de mededeling dat “net die mooie bok is doodgegaan”. “ [naam 10] . gaat ze voeren hij loopt daar en in een keer bam dood”. Op 10 maart 2018 belt eiser met [naam 5] om te zeggen dat hij het hert naar [naam 11] heeft gebracht. Dit blijkt ook uit de bakengegevens van de auto van eiser. Eiser vraagt wat hij er precies mee wil: zelf gebruiken of naar restaurant [restaurant] . Op 12 maart 2018 geeft eiser aan [naam 11] door hoe hij het hert moet slachten. Op 15 maart 2018 belt eiser met [naam 5] om te zeggen dat [naam 11] aan het hert gaat beginnen en dat hij denkt dat het morgen klaar is. Op 16 maart 2018 wordt eiser gebeld door [naam 11] met de mededeling dat het hert klaar is. Op 16 maart 2018 belt eiser met [naam 12] aan wie hij vertelt dat hij samen met [naam 5] even een hert was wegbrengen naar [restaurant] . Dit blijkt ook uit de bakengegevens van de auto van eiser.
Verder blijkt uit het telefoongesprek tussen eiser en [naam 5] (senior) op 17 december 2017 dat ze een geit willen schieten en dat ze dan genoeg hebben voor kerst. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot handel in wild kan worden opgemaakt dat eiser in december 2017 twee varkens heeft gekocht bij [naam 13] , dat eiser op 15 december 2017 twee damhertjes heeft geschoten en naar [naam 11] heeft gebracht om te slachten en dat eiser op 17 december 2017 een stuk of tien hazen heeft geschoten. Uit het gesprek tussen eiser en [naam 5] op 17 december 2017 blijkt verder dat ze te weinig hert hebben. [naam 5] stelt voor om daarom die geit te pakken. Eiser denkt dat dat wel moet lukken, omdat die geit vrij tam is. Eiser en [naam 5] besluiten de volgende dag de geit in zijn nek te schieten en dan meteen naar [naam 11] te brengen. Verder zijn er een paar mensen die ree willen, maar dat hebben ze niet. Eiser zegt tegen [naam 5] dat ze dat dan maar moeten kopen en dat ze daar dan niets op verdienen. Op 21 december 2017 zegt eiser tegen [naam 5] dat hij ermee stopt, omdat het te veel is. Verder blijkt uit de telefoongesprekken dat eiser op 22 december 2017 door vijf verschillende mensen is gebeld die wild vlees van hem willen kopen.
9.3.
De hierboven genoemde gegevens leiden de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de verweten gedraging ‘het in strijd met de wet- en/of regelgeving handelen in (wild) vlees’ voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Uit het hierboven genoemde proces-verbaal van bevindingen blijkt duidelijk dat op 7 maart 2018 een hertenbok van [naam 5] niet door afschieten is doodgegaan. Het vlees van deze hertenbok is uiteindelijk op 16 maart 2018 door eiser en [naam 5] naar een restaurant gebracht. Dit is in strijd met de wet en/of regelgeving en bovendien gevaarlijk voor de volksgezondheid. De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging terecht is aangemerkt als plichtsverzuim.
Uit de door verweerder verstrekte informatie kan echter niet worden opgemaakt hoeveel uren per week eiser hieraan heeft besteed. Verweerder heeft het zelf ook over “de indruk is ontstaan” dat deze handel zich heeft ontplooid tot een nevenactiviteit die het stadium van hobbymatig is gepasseerd. De rechtbank maakt uit de gegevens van verweerder op dat eiser het in de periodes rondom kerst erg druk had met het zelf schieten van wild, het zelf inkopen van (wild) vlees en vervolgens weer doorverkopen van (wild) vlees. Of dit zich zoals verweerder stelt, heeft ontplooid tot een nevenactiviteit die het stadium van hobbymatig is gepasseerd, is op basis van deze gegevens niet vast te stellen. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank dus niet vast.
Het in strijd met de wet- en/of regelgeving uitoefenen van de jacht
10. Verweerder verwijt eiser verder dat hij fazanten heeft uitgezet dan wel heeft laten uitzetten ten behoeve van de jacht. Dit blijkt volgens verweerder uit drie afgetapte telefoongesprekken die zijn gevoerd op 24 november 2017, 25 februari 2018 en 18 maart 2018. Het uitzetten van dieren in de vrije natuur is verboden en bij opzet een economisch misdrijf. Het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeringde of uit de natuur onttrokken fazanten op een andere plaats dan de aangewezen douanekantoren is eveneens een economisch misdrijf. Het is bovendien verboden om fazanten uit te zetten voor de jacht.
10.1.
Ten aanzien van deze gedraging heeft eiser aangevoerd dat verweerder geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat hij in strijd met de Jachtwet en/of regelgeving zou hebben gehandeld. Hij ontkent met klem dat er fazanten voor de jacht zijn uitgezet. De laatste keer dat er een fazant is geschoten, was volgens eiser in 2009. In het dossier zit nog een verklaring van [naam 5] (junior) van 16 oktober 2021. Hij verklaart dat in 2016 voor het laatst een fazant is geschoten. Verder verklaart hij dat er nooit fazanten zijn uitgezet om later te schieten.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder deze gedraging heeft onderbouwd met drie uitgewerkte afgetapte telefoongesprekken. In het gesprek op 24 november 2017 zegt eiser tegen [naam 5] (senior) “dan bellen we die Belg voor die fazanten voor in onze jacht uit te zetten”. In het gesprek op 25 februari 2018 vertelt eiser aan [naam 14] dat ze ook druk bezig zijn met fazanten dit jaar, dus dat ze bij [naam 14] ook eens een paar kunnen loslaten van te voren. [naam 14] vindt dit wel een goed idee. Eiser zegt vervolgens dat ze dan van te voren niks moeten zeggen tegen de rest. Die vragen zich dan af waar die fazanten vandaan komen. Die zijn hem nagevlogen uit Limburg. In het gesprek op 18 maart 2018 vertelt eiser aan [naam 15] dat hij een goede methode heeft zodat ze volgend jaar genoeg fazanten hebben. Eiser heeft een Belg die hem daarbij gaat helpen. Die Belg kweekt fazanten en hij gaat hem helpen zodat hij niks illegaals doet. Hij zegt precies hoe het moet, zodat ze volgend jaar fazanten hebben.
10.3.
De rechtbank komt op basis van deze gegevens tot het oordeel dat verweerder met deze drie telefoongesprekken niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser daadwerkelijk fazanten heeft uitgezet dan wel heeft laten uitzetten ten behoeve van de jacht. Uit de uitgewerkte afgetapte telefoongesprekken kan worden afgeleid dat er wel over het uitzetten van fazanten ten behoeve van de jacht is gesproken, maar of dit vervolgens ook daadwerkelijk is gebeurd, volgt hier niet uit. Deze gedraging heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aan het strafontslag ten grondslag mogen leggen.
Het schenden van het ambtsgeheim/bevragingen politiesystemen voor privédoeleinden
11. Verweerder verwijt eiser dat hij tussen 2010 en 2018 op verschillende data meerdere personen, waaronder ook personen met criminele antecedenten met wie eiser contacten onderhoudt of heeft onderhouden, heeft bevraagd in de politiesystemen zonder enig werkgerelateerd doel. Het gaat om [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] (junior) en [naam 3] Daarnaast heeft eiser tussen 2008 en 2016 32 keer zichzelf of zijn familieleden bevraagd. Zijn ex-echtgenote heeft eiser tussen 2010 en 2013 28 keer bevraagd en zijn ex-schoonvader tussen 2011 en 2013 9 keer. Ook heeft eiser de kentekens van enkele voertuigen die op zijn naam staan in de politiesystemen bevraagd. Verder heeft eiser volgens verweerder twee maal vertrouwelijke politie-informatie aan derden verstrekt en hiermee zijn ambtsgeheim geschonden.
11.1.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het ontslag niet meer gebaseerd kan zijn op deze gedraging, omdat de bezwaaradviescommissie tot de conclusie is gekomen dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en dus onzorgvuldig is geweest met betrekking tot het standpunt dat eiser niet toerekenbaar zou hebben gehandeld wat betreft het raadplegen van de politiesystemen om privéredenen. Verweerder heeft hier geen nader onderzoek naar laten doen. Toch blijft verweerder aan deze gedraging vasthouden en ook blijft verweerder van mening dat deze gedraging eiser kan worden aangerekend.
11.2.
De rechtbank overweegt dat eerst moet worden beoordeeld of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser deze gedraging heeft begaan en als dit het geval is, of verweerder deze gedraging terecht heeft aangemerkt als plichtsverzuim. Daarna komt pas de vraag aan de orde of deze gedraging toerekenbaar is.
11.3.
In bezwaar heeft eiser toegelicht dat de bevragingen van [naam 4] en [naam 3] werkgerelateerd waren. De bevragingen van zijn ex-echtgenote en ex-stiefvader ontkent hij niet. Met terugwerkende kracht ziet eiser het verkeerde hiervan in. Hij heeft zich hierbij te veel laten leiden door zijn emoties. Hij excuseert zich hiervoor. Eiser is zich er terdege van bewust dat het inzien van politiesystemen dienst-gerelateerd moet zijn. Hij heeft hiermee echter nooit iemand willen beschadigen en de informatie is niet aan derden verstrekt.
11.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het document oriënterende analyse van 14 november 2016 met twaalf bijlagen aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in de periode 2008 tot 2016 verschillende malen zichzelf, familieleden, zijn ex-echtgenote en zijn ex-stiefvader in de politiesystemen heeft bevraagd. Ook blijkt uit dit document dat eiser in de periode 2010 tot 2016 een aantal maal [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] (junior) en [naam 3] in de politiesystemen heeft bevraagd.
De rechtbank heeft op basis hiervan de overtuiging gekregen dat eiser de politiesystemen in elk geval voor wat betreft de bevragingen op zijn eigen naam, eigen familie, eigen kentekens, zijn ex-echtgenote en ex-schoonvader heeft geraadpleegd voor niet-werkgerelateerde doeleinden. Voorop staat dat de systemen van de politie slechts mogen worden bevraagd voor functionele, werkgerelateerde doeleinden. Zoals de CRvB eerder heeft overwogen moet een bestuursorgaan deze regel strikt hanteren juist omdat het lastig is om te bewijzen wat de betrokken ambtenaar met de opgevraagde informatie heeft gedaan. [3] Voor voornoemde bevragingen heeft eiser geen (aannemelijke, consistente) verklaringen kunnen geven. Verweerder heeft dit terecht aangemerkt als plichtsverzuim.
Wat betreft de schending van het ambtsgeheim heeft verweerder verwezen naar een uitgewerkt gesprek tussen [naam 4] en [naam 2] op 28 maart 2014. Hieruit blijkt dat eiser tegen [naam 4] heeft gezegd dat de Belastingdienst en FIOD met de politie gaan samenwerken en dat ze vanaf volgende week in de regio Zuid-Limburg auto’s met een Duits kenteken gaan aanhouden. Eiser zou hebben gezegd dat [naam 4] maar even binnen moest blijven met de auto. [naam 2] bedankt [naam 4] vervolgens voor de tip. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn ambtsgeheim heeft geschonden. Verweerder heeft dit terecht aangemerkt als plichtsverzuim.
Overige integriteitsschendingen
12. Verder verwijt verweerder eiser dat hij tijdens zijn ziekteperiode van 18 tot 28 februari 2018 afspraken heeft gemaakt met betrekking tot zijn bedrijf [bedrijfsnaam] en met betrekking tot zijn hobby, jagen. Ook is eiser in deze periode op diverse dagen op bepaalde tijdstippen buitenshuis geweest, terwijl eiser tegenover een collega heeft doen voorkomen dat hij behoorlijk ziek was en de helft van de tijd in bed heeft gelegen.
Daarnaast zou eiser in de periode van januari 2015 tot en met maart 2018 ruim € 250,- ten onrechte aan declaraties hebben ingediend, terwijl eisers teamchef hem per e-mail van 9 juni 2015 heeft toegelicht dat hij bepaalde zaken niet kon declareren. Desondanks heeft eiser zijn declaratiegedrag daarna niet aangepast.
Verder zou eiser in de periode van januari 2015 tot juni 2018 diverse diensten niet juist in BVCM hebben verantwoord. Eiser is later dan de geplande diensten begonnen of is eerder gestopt en heeft dit vervolgens niet in BVCM aangepast. Ook heeft eiser gewerkte uren in BVCM geregistreerd terwijl hij op die momenten niet heeft gewerkt. In totaal gaat het volgens verweerder om 45 uur die wel zijn geregistreerd in BVCM, maar die eiser niet heeft doorgebracht op een plaats van tewerkstelling.
Daarnaast zou eiser twee trainingspakken met een politielogo aan zijn zus hebben gegeven. Eisers zus en haar vriend hebben verklaard dat zij deze pakken wel eens in het openbaar hebben gedragen. Dit is volgens verweerder in strijd met de beroepscode politie. Dienstkleding is en blijft eigendom van de politie. Indien kleding niet langer wordt gebruikt, dient deze te worden ingeleverd of te worden vernietigd. Privégebruik van dienstmiddelen is niet toegestaan.
Tot slot zou eiser met een restauranthouder van het Roda JC stadion voor ongeveer zes personen plaatsen in een skybox inclusief eten en drinken hebben geregeld voor € 100,- per persoon, terwijl de normale prijs € 200,- bedroeg. In ruil daarvoor zou eiser een gratis film maken.
12.1.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van integriteitsschendingen. Hij verwijst naar hetgeen hierover in het aanvullend bezwaarschrift naar voren is gebracht.
12.2.
Verweerder heeft ter onderbouwing van deze gedragingen verwezen naar een proces-verbaal van de Rijksrecherche van 26 juni 2018. Uit de analyse van de bakengegevens van de auto van eiser blijkt dat hij tijdens zijn ziekteperiode op zes verschillende dagen voor langere duur op het woonwagenkamp [woonwagenkamp] was. Ook is de auto van eiser tijdens de periode dat hij ziek was gedurende 1,5 uur in België geweest. Daarnaast is hij op nog een aantal andere plekken geweest.
Wat betreft de onjuiste declaraties volgt uit de verschillende bijlagen onder meer dat eiser bonnen heeft gebruikt met andere data dan de data van de dienstreizen, dat hij declaraties heeft ingediend voor woon-werkverkeer op dagen waar hij volgens BVCM niet heeft gewerkt, dat hij af en toe op dezelfde dag twee reizen vanuit zijn woonplaats heeft gedeclareerd (een keer voor woon-werkverkeer en een keer voor een dienstreis) en dat hij af en toe ontbijt- lunch- en dinerkosten heeft gedeclareerd terwijl hij daar geen recht op had.
Verder blijkt uit de verschillende bijlagen onder meer dat eiser op sommige dagen eerder naar huis is gegaan dan de dienst in BVCM is verantwoord, dat eiser op sommige dagen later is begonnen met werken dan de dienst in BVCM is verantwoord en dat eiser op sommige dagen onder werktijd naar niet werkgerelateerde afspraken is gegaan.
12.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in de periode 2015 tot 2018 onjuiste declaraties heeft ingediend en zijn urenverantwoording in BVCM niet altijd in overeenstemming met de daadwerkelijk door hem gewerkte uren heeft ingevuld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze gedragingen terecht heeft aangemerkt als plichtsverzuim. Hetzelfde geldt voor de twee trainingspakken van de politie die eiser in strijd met de beroepscode politie aan zijn zus heeft gegeven. Dit laatste heeft eiser overigens niet betwist.
De verwijten van verweerder dat eiser tijdens zijn ziekteperiode activiteiten buitenshuis heeft gedaan en dat hij voor zes personen kaarten voor Roda JC heeft geregeld voor de helft van de prijs in ruil voor het maken van een film, laat de rechtbank voor wat het is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij beide verwijten onvoldoende onderbouwd gemotiveerd waarom dit plichtsverzuim zou opleveren.
Tussenconclusie
13. De rechtbank is van oordeel dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan toerekenbaar plichtsverzuim door contact te hebben met personen met criminele antecedenten, betrokken te zijn bij het vliegen met een drone in een No-Fly zone, zonder toestemming het politielogo op de website van zijn eigen bedrijf te gebruiken, een hertenbok die niet door afschieten om het leven is gekomen in de voedselketen te doen terechtkomen, zijn geheimhoudingsplicht te schenden, onterechte declaraties in te dienen, diensten onjuist in BVCM te verantwoorden en dienstkleding aan zijn zus te geven. Verweerder was dan ook bevoegd om eiser hiervoor een disciplinaire straf op te leggen.
Is het plichtsverzuim toerekenbaar?
14. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en daardoor onzorgvuldig is geweest met betrekking tot het standpunt dat hij toerekenbaar zou hebben gehandeld ten aanzien van het raadplegen van de politiesystemen om privéredenen. De bezwaaradviescommissie heeft verweerder geadviseerd om alsnog een onderzoek in te stellen naar de toerekenbaarheid ten aanzien van deze verweten gedraging. Nu verweerder geen nader onderzoek naar de toerekenbaarheid heeft verricht, kan het ontslag volgens eiser niet meer gebaseerd zijn op de deze gedraging.
14.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht waarom hij geen onderzoek heeft laten verrichten naar de mogelijke verminderde toerekenbaarheid van eiser. Hoewel bij eiser de beroepsziekte PTSS is geconstateerd, is hiermee niet gezegd dat het om privéredenen raadplegen van de politiesystemen (mogelijk) niet toerekenbaar zou zijn. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt volgens verweerder niet dat eiser op de momenten dat hij de politiesystemen raadpleegde de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag niet heeft kunnen inzien en niet overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Verweerder neemt hierbij in aanmerking dat het plichtsverzuim zich over een langere periode van enkele jaren heeft afgespeeld en dat eiser in die periode zonder merkbare problemen zijn werkzaamheden heeft verricht. Daarnaast is volgens verweerder van belang dat zelfs indien uit onderzoek zou blijken dat het om privéredenen raadplegen van de politiesystemen eiser niet zou zijn toe te rekenen, de overige gedragingen het ontslag ruimschoots kunnen dragen.
14.2.
De vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak van de CRvB een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is, maar of de betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend. [4] Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt en dat heeft verweerder voldoende toegelicht. Van belang daarbij is dat daarvoor niet voldoende is dat eiser er op wijst dat hij aan PTSS lijdt en dan verder enkel verwijst naar wat daarover in algemene zin blijkt uit informatie van de Hersenstichting. Voor een medisch onderzoek heeft verweerder dan ook terecht geen aanleiding gezien.
Ook het raadplegen van de politiesystemen om privéredenen kan hem daarom worden verweten en verweerder was dan ook bevoegd om ook hiervoor eiser een disciplinaire straf op te leggen.
Is het strafontslag evenredig?
15. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beroepsziekte PTSS. Ook heeft eiser last van RCVS, een niet ongevaarlijke aandoening in de hersenen. Verder heeft verweerder geen kenbare belangenafweging gemaakt.
15.1.
Verweerder is van mening dat de aard, het karakter en de (lange) periode waarbinnen de verweten gedragingen zich hebben voorgedaan, de disciplinaire maatregel van ontslag rechtvaardigen. Het gaat daarbij om gedragingen die ieder voor zich al ontslag rechtvaardigen, maar zeker in samenhang bezien. Verweerder vindt deze straf gelet hierop evenredig.
15.2.
De rechtbank is van oordeel dat de aan eiser opgelegde disciplinaire straf van strafontslag niet onevenredig is aan het plichtsverzuim, zoals hiervoor genoemd.
De rechtbank stelt vast dat het belang van verweerder bij het ontslag van eiser ligt in het hebben van een betrouwbare en integere organisatie en het voorkomen van veiligheidsrisico’s. Dit is een zwaarwegend belang, dat zwaarder heeft mogen wegen dan het belang van eiser bij behoud van zijn werk. Met verweerder en anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen laten zien dat eiser de voor zijn functie vereiste grondhouding mist. Eiser heeft door zijn gedrag het in hem te stellen vertrouwen in ernstige mate geschonden. De aard, het karakter en de (lange) periode waarbinnen die gedragingen zich hebben voorgedaan, rechtvaardigen de disciplinaire maatregel van ontslag.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het strafontslag in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, en mr. P.H. Broier en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024 .
de griffier is verhinderd
voorzitter
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 23 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:252.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3670.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1182.