In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 14 juni 2024, wordt het verzoek van de eiser om schadevergoeding behandeld. De eiser stelt schade te hebben geleden door een onrechtmatig besluit van het UWV, genomen op 2 september 2016, dat betrekking had op zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat voor de gehele verzochte schadevergoeding en dat de eiser de hoogte van de belastingschade grotendeels niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot het vergoeden van een bedrag van € 4.329,41 aan de eiser, bestaande uit € 545,- aan belastingschade en € 3.784,41 aan redelijke kosten voor het vaststellen van die schade. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding voor het overige afgewezen.
De eiser, die sinds 2008 arbeidsongeschikt is en een WIA-uitkering ontvangt, had in 2016 een nabetaling ontvangen van € 34.391,64 netto, wat leidde tot de claim van belastingschade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de belastingschade en dat de schade die vóór het onrechtmatige besluit is ontstaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank heeft wel de kosten van de ingeschakelde rekenkundige erkend, omdat het UWV deze schadepost heeft toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van schade en het causaal verband tussen het onrechtmatige besluit en de geclaimde schade. De rechtbank heeft de proceskosten en het griffierecht aan de eiser toegewezen, omdat het verzoek gedeeltelijk is toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.