ECLI:NL:RBLIM:2024:321

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
ROE 23/3695 en ROE 24/119
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet wegens onduidelijkheid over hoofdverblijf

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening en het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) behandeld. Eiser had zijn aanvraag om bijstandsuitkering op 14 augustus 2023 ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen heeft deze aanvraag op 26 oktober 2023 afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven zich in de gemeente Heerlen bevindt, ondanks dat hij daar overnacht. Eiser heeft verklaard dat hij veel tijd doorbrengt in Herkenbosch, waar zijn familie woont, en dat hij van plan is daar terug te keren. De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat het hoofdverblijf van eiser niet in Heerlen is, en wijst zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/3695
ROE 24/119
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2024
op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats] , [verzoeker in vovo en eiser in het beroep]

(gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, het college
(gemachtigde: mr. V. van den Heuvel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening en op het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Het college heeft de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering met het besluit van 26 oktober 2023 afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Met het bestreden besluit van 20 december 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek en beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam bewindvoerder] (bewindvoerder van eiser) en de gemachtigde van het college.
1.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie gekomen is dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op eisers beroep daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Die mogelijkheid heeft de voorzieningenrechter ter zitting met partijen besproken. Partijen hebben verklaard dat zij geen bezwaar hebben daartegen en dat zij hun standpunten over het beroep voldoende hebben kunnen toelichten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag om een bijstandsuitkering. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voorzieningenrechter overweegt daarover allereerst dat hij op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening treft als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van spoedeisendheid, gelet op het feit dat eiser vanaf 1 juli 2023 geen bijstandsuitkering meer heeft (ontvangen) en dat uit de bankafschriften of ook anderszins niet blijkt dat eiser, behoudens huurtoeslag en zorgtoeslag, andere inkomsten heeft. Het college heeft zich ook niet verzet tegen het aannemen van spoedeisend belang. Ook aan de overige vereisten van artikel 8:81 van de Awb is voldaan.
Feiten
5. Eiser ontving een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Hij staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] (gemeente Heerlen). Eiser staat onder bewind en ontvangt maandelijks € 100,- leefgeld (2023).
5.1.
Het college in juli 2023, naar aanleiding van een signaal dat eiser een schadevergoeding heeft ontvangen, onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering. Gebleken is dat eiser in november/december 2022 een schadevergoeding van de verzekering van € 21.000,- heeft ontvangen vanwege brand in zijn woning. Nadat eiser drie keer niet is verschenen op afspraken om een toelichting te geven, heeft het college bij besluit van 7 augustus 2023 de bijstandsuitkering met ingang van 1 juli 2023 opgeschort en beëindigd vanwege het niet meewerken aan het onderzoek (artikel 54, eerste en vierde lid, van de PW). Het college heeft tevens in het besluit van 7 augustus 2023 het recht op bijstandsuitkering over de periode 15 november 2022 tot 1 juli 2023 ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 54, derde lid, van de PW. Eiser heeft tegen de beëindiging en de intrekking geen rechtsmiddelen aangewend. Het college heeft in een apart besluit de bijstandsuitkering over de periode 15 november 2022 tot 1 juli 2023 teruggevorderd. Eiser heeft tegen de terugvordering wel bezwaar gemaakt. Deze besluiten zijn in dit beroep niet aan de orde.
5.2.
Eiser heeft zich op 14 augustus 2023 weer gemeld voor een bijstandsuitkering. Het college heeft bij brief van 21 augustus 2023, die ook aan eisers bewindvoerder is gestuurd, eiser uitgenodigd voor een gesprek op 30 augustus 2023 en heeft daarin eiser verzocht om een volledig ingevuld aanvraagformulier en een aantal stukken mee te nemen, waaronder bankafschriften over de periode 14 mei 2023 tot en met 14 augustus 2023.
5.3.
Eiser is op 30 augustus 2023 verschenen op het gesprek en heeft een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en een aantal gegevens, waaronder de gevraagde bankafschriften, verstrekt. Op de bankafschriften over de periode 14 mei 2023 tot en met
14 augustus 2023 zijn pintransacties in voornamelijk Herkenbosch en omgeving (Roermond en Vlodrop) te zien en geen enkele in Hoensbroek of in de gemeente Heerlen. Eiser heeft tijdens het gesprek onder meer verklaard dat hij veel en vaak in Herkenbosch verblijft, dat hij daar oorspronkelijk vandaan komt, dat zijn familie op het woonwagenkamp woont en dat hij binnen anderhalf jaar terug naar Herkenbosch wil.
5.4.
Het college heeft bij brief van 5 september 2023, die ook aan de bewindvoerder is gestuurd, medegedeeld dat eiser niet alle gegevens heeft ingeleverd en heeft eiser gevraagd om onder andere gegevens over de schadevergoeding (uitbetaling en de uitgaves van de uitbetaalde verzekeringsgelden). Eiser heeft de gevraagde stukken deels ingeleverd.
5.5.
Uit de opgevraagde energiegegevens blijkt dat het elektriciteitsverbruik tussen
4 maart 2022 en 3 april 2023 en het gasverbruik tussen 4 maart 2022 en 6 maart 2023 vrij laag is. Het waterverbruik is niet vast te stellen omdat sprake is van een centrale meter voor het gehele complex.
5.6.
Het college heeft bij brief van 19 oktober 2023, die een sociaal rechercheur persoonlijk in de brievenbus op het adres van eiser heeft bezorgd, eiser medegedeeld dat er meer gegevens van hem nodig zijn en dat hij nog niet alle gegevens heeft ingeleverd. Eiser is uitgenodigd voor een gesprek op 24 oktober 2023 om 8:30 uur. Hij is zonder afmelding niet verschenen op het gesprek.
5.7.
Het college heeft vervolgens bij het besluit van 26 oktober 2023 de aanvraag afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Dit besluit is in dit beroep aan de orde.
5.8.
Eiser heeft tijdens de bezwaarprocedure tegen dit besluit een tweede aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. In het kader van die aanvraag heeft op 12 december 2023 een gesprek met eiser plaatsgevonden. Ter zitting is gebleken dat het college deze tweede aanvraag ook heeft afgewezen en dat eiser in december 2023 nog een derde aanvraag heeft ingediend, die nog in behandeling is.
Standpunten partijen
6. Het college heeft zich in het bestreden besluit primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de ten tijde van het afwijzende besluit voorhanden zijnde gegevens, het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld vanwege de onduidelijkheid over de woon- en verblijfsituatie. Naar de mening van het college kan uit de in bezwaar verkregen informatie de conclusie worden getrokken dat het zwaartepunt van het persoonlijk leven van eiser zich niet in de gemeente Heerlen bevindt. Het college heeft gewezen op een e-mail van
17 november 2023 waarin is toegelicht dat eiser overdag bijna altijd naar familie en vrienden in Herkenbosch gaat. Eiser zou wel overwegend slapen, eten en zich verzorgen in zijn woning in [woonplaats] . Het college heeft verder gewezen op de verklaringen van eiser tijdens het gesprek op 12 december 2023. Eiser heeft volgens het college niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in Heerlen heeft, waardoor hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat hij jegens het college aanspraak op bijstand heeft. Het enkel slapen of overnachten op een adres betekent niet dat zich daar ook het hoofdverblijf bevindt. De reden waarom iemand elders verblijft is ook niet van betekenis bij de vraag waar het hoofdverblijf is. [1] Het college werpt eiser niet tegen dat hij vanwege de brand in zijn woning tijdelijk elders verbleef, hoewel eiser het college daarover wel had moeten informeren. Vanaf maart 2023 is de woning weer volledig bewoonbaar en zijn de huurbetalingen hervat, zodat er vanaf dat moment voor eiser geen beletsel meer was om terug te keren naar zijn woning. Het college heeft over de bezwaargrond dat de uitnodiging voor het gesprek ten onrechte niet ook aan de bewindvoerder is gestuurd overwogen dat het college daartoe niet gehouden was omdat dit geen verplichting is. Het onderzoek was immers gericht op de woon- en leefsituatie vanwege sterke aanwijzingen of vermoedens dat eiser niet het hoofdverblijf had op het opgegeven adres, althans op zijn minst daarover onduidelijkheid bestond. Bij dergelijke onderzoeken is het volgens het college bovendien ongewenst dat derden vooraf worden geïnformeerd. Het college volgt eiser ook niet in zijn bezwaargrond dat het college een hersteltermijn had moeten bieden; het college heeft daarvoor gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] .
6.1.
Het college heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld vanwege de onduidelijkheid over de financiële situatie. Eiser heeft het college niet geïnformeerd over de uitbetaling van de schadevergoeding in november en december 2022 en heeft niet duidelijk gemaakt of en, zo ja, op welke wijze en tot welk bedrag het geld is besteed.
7. Eiser heeft tegen het primaire standpunt aangevoerd dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf in Heerlen heeft en dat hij dat aannemelijk heeft gemaakt met het overleggen van zijn huurovereenkomst en de inschrijving. Uit de staat en de inrichting van de woning blijkt dat eiser daar leeft. Het energieverbruik is aan de lage kant maar dat komt omdat hij vaak van huis is, wat zijn goed recht is. Hij zal ergens zijn hoofdverblijf moeten hebben. Eiser kan op basis van zijn huidige omstandigheden en levensstijl nooit een uitkering in Herkenbosch krijgen. Herkenbosch zal aangeven dat eiser in Heerlen woont en daar zijn hoofdverblijf heeft. Heerlen moet daar de verantwoordelijkheid nemen. Van eiser kan niet verwacht worden dat hij een aantal middagen op de bank blijft zitten en uit het raam staren zodat hij wel een uitkering in Heerlen krijgt. Er zijn veel mensen de hele week onderweg om verschillende redenen, maar dat neemt niet weg dat men het hoofdverblijf in een eigen woning heeft waar men het gros van de tijd ’s avonds aankomt en overnacht. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in de woning in Heerlen heeft en het is dan aan het college om het tegendeel te bewijzen. Naar de mening van eiser is het college daar niet in geslaagd.
7.1.
Eiser heeft verder aangevoerd dat het dossier niet volledig is. Eiser heeft voorts aangevoerd dat het college steken heeft laten vallen in het aanvraagproces. De uitnodiging voor het gesprek op 24 oktober 2023 had volgens eiser aan de bewindvoerder gestuurd moeten worden. Het college had ook meer onderzoek moeten doen en had een huisbezoek op een ander moment kunnen verrichten. Eiser had tot slot een hersteltermijn moeten krijgen voor een tweede oproep.
7.2.
Eiser heeft tegen het subsidiaire standpunt aangevoerd dat de verzekeringsgelden door zowel de hoogte, de besteding daarvan als het tijdsverloop geen rol meer kunnen en mogen spelen bij de vaststelling van het recht op bijstand. Mocht de uitkering van de verzekering wel een rol spelen bij de beoordeling van het recht, dan is deze uitkering volledig opgesoupeerd of moet deze anderszins buiten beschouwing blijven.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
8. In het geval van een aanvraag om bijstand loopt de door de bestuursrechter te beoordelen periode in beginsel vanaf de datum waarop eiser zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het besluit op de aanvraag. Dit betekent dat in dit geval de te beoordelen periode loopt van 14 augustus 2023 tot en met 26 oktober 2023.
8.1.
Iemand die bijstand aanvraagt, moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager (hier: eiser). Daarna moet de bijstandverlenende instantie (hier: het college) in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien een aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
8.2.
Voor de vaststelling van het recht op bijstand is van essentieel belang dat er duidelijkheid bestaat over de woon- en leefsituatie van een belanghebbende. Als het gaat om een aanvraag om bijstand (zoals in dit geval), dan ligt het op de weg van de aanvrager om hierover de nodige duidelijkheid te verschaffen. [3]
8.3.
Waar een betrokkene zijn woonadres heeft, is daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit moet op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [4] worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
8.4.
Het ligt dus op de weg van eiser (als aanvrager van bijstand) om duidelijkheid te verschaffen over zijn woon- en leefsituatie. Op de zitting hebben partijen dat uitgangspunt ook bevestigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven in de gemeente Heerlen is. Daarvoor vindt de voorzieningenrechter het volgende van belang.
8.5.
Bij de aanvraag is gebleken dat op de bankafschriften van de leefgeldrekening over de periode van 14 mei 2023 tot 14 augustus 2023 geen enkele pintransactie in de gemeente Heerlen heeft plaatsgevonden: nagenoeg alle transacties vonden plaats in de omgeving van Herkenbosch. Eiser heeft bovendien op 30 augustus 2023 verklaard dat hij veel en vaak in Herkenbosch verblijft: hij komt daar oorspronkelijk vandaan, zijn familie woont daar ook en hij is van plan terug te keren naar Herkenbosch. Het college kon en mocht naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dat moment er onder andere aan twijfelen of eiser wel zijn hoofdverblijf in Heerlen had. Het college heeft eiser vervolgens in de gelegenheid gesteld om in een gesprek op 24 oktober 2023 duidelijkheid over zijn situatie te geven, waaronder zijn hoofdverblijf. De brief van de uitnodiging daarvoor (gedateerd 19 oktober 2023) heeft een sociaal rechercheur persoonlijk in de brievenbus gedaan. Eiser is echter niet verschenen op het gesprek en heeft ook tot en met 26 oktober 2023 geen contact opgenomen over deze uitnodiging. Het college heeft daardoor geen informatie gekregen van eiser om het recht op bijstand vast te kunnen stellen en eiser heeft daardoor ook de onduidelijkheid over de woonsituatie niet weggenomen. In het niet verschijnen op het gesprek kon het college bovendien een aanwijzing zien voor verdere twijfel over het hoofdverblijf van eiser in Heerlen. Eiser heeft zijn stelling hierover, namelijk dat hij de uitnodiging mogelijk niet heeft gezien vanwege de problematische postbehandeling op zijn adres, op geen enkele manier onderbouwd, zodat daarvan al om die reden niet kan worden uitgegaan. Vervolgens blijkt uit de tijdens de bezwaarschriftprocedure verstrekte bankafschriften over de periode 14 augustus 2023 tot en met 30 november 2023 dat eiser in die periode slechts twee pintransacties in Heerlen heeft verricht (21 augustus 2023 en 26 oktober 2023) en vijftien in Herkenbosch, Roermond, Vlodrop, Selfkant te Duitsland en Mönchengladbach. Het college heeft voor de zitting ook nog de bankafschriften over het jaar 2022 overgelegd. Daaruit blijkt dat ook toen geen enkele pintransactie in Hoensbroek of in de gemeente Heerlen heeft plaatsgevonden en dat de pintransacties voor het overgrote deel in Herkenbosch en in die regio plaatsvonden.
8.6.
Daarnaast heeft eiser op 12 december 2023, in het bijzijn van zijn bewindvoerder, een verklaring afgelegd (in het kader van de tweede aanvraag). Eiser heeft onder meer het volgende verklaard. Hij staat ’s ochtends vroeg op en vertrekt direct naar de gemeente Roerdalen (rondom Herkenbosch) en brengt daar de hele dag door. Hij reist met zijn eigen auto. Hij doet dit nagenoeg de hele week. Hij heeft in Heerlen geen netwerk en geen activiteiten. Al zijn vrienden en familie wonen rondom de gemeente Roerdalen (Herkenbosch), vandaar dat hij daar de hele dag en week verblijft. Hij verklaart wel in de avond thuis in Heerlen te eten en te slapen. Hij zit in een Sinti gemeenschap en wil het liefst in de gemeente Roerdalen gaan wonen. Hij is bezig met een woonwagen op een kamp in die gemeente en staat ook ingeschreven voor een woonwagen of stacaravan. Het klopt dat de mutaties op de bankafschriften zoals boodschappen, tanken, naar de kapper gaan, bakker, autowasstraat betrekking hebben op de gemeente Roerdalen omdat hij daar elke dag overdag verblijft. Het is ook makkelijker om daar boodschappen te doen omdat zijn dochter hem dan helpt. De reden dat hij een busje (een Volkswagen Caddy) heeft, is om zijn vader, die op leeftijd is, te helpen bij de verzorging van de geiten. Hij brengt dan bijvoorbeeld het hooi rond. Eiser heeft een aanhangwagen op zijn naam. Eiser heeft verklaard dat hij voor zijn gemeenschap in Roerdalen kerkdiensten organiseert en dat de aanhangwagen dan nodig is om meubilair te verplaatsen. Ook koopt hij vaker goederen op Markplaats en deze goederen worden dan met de aanhangwagen verplaatst. De kerkdiensten vinden elke zondag plaats in Roerdalen. Eiser gebruikt de Volkswagen Caddy om dagelijks op en neer te rijden. De aanhangwagen staat geparkeerd in de gemeente Roerdalen. Zijn hele gemeenschap bevindt zich rondom Herkenbosch, zowel de Sinti gemeenschap als zijn sociale netwerk. Hij verklaart dat het niet voor niks is dat hij zijn huisarts nog in Herkenbosch heeft. Hij geeft aan dat hij vaak buiten Heerlen is. Hij is niet altijd in de gemeente Roerdalen, maar hij doet overal wel eens boodschappen en tankt.
8.7.
Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat de weergave van de gesprekken niet juist is en dat zijn woorden zijn verdraaid: hij heeft niet verklaard dat hij elke dag naar (zijn ouders in) Herkenbosch gaat en daar dan de hele dag is, maar dat hij in de middag van huis gaat en dan wel eens naar Herkenbosch gaat. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij, omdat eiser zijn eerdere verklaringen niet eerder heeft betwist dan pas op de zitting. Als hij meende dat die verklaringen onjuist waren of nuancering behoefden, dan had het in de rede gelegen dat hierover al eerder opmerkingen zouden zijn gemaakt. Dat is echter niet gebeurd: pas op de zitting heeft eiser zelf die opmerking over zijn verklaringen gemaakt. Ook verder ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de weergave van eisers verklaringen op 30 augustus 2023 en op 12 december 2023, die concreet zijn en in elkaars verlengde liggen. Eiser kan daar dus aan gehouden worden.
8.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze verklaring het beeld over eisers woon- en leefsituatie tot dan toe, namelijk dat onvoldoende duidelijk is dat het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven in de gemeente Heerlen is, wordt bevestigd. Daarmee is die onduidelijkheid in ieder geval niet weggenomen. Daarin wordt immers de eerdere verklaring van eiser, dat hij bijna altijd in Herkenbosch is, herhaald en nader geconcretiseerd met veel praktische feiten en omstandigheden. Dat eiser in Heerlen een huis huurt, daar ingeschreven staat in de BRP en naar eigen zeggen ook nagenoeg de hele week de nachten daar verblijft, betekent niet dat eiser daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven wél in Heerlen is. Dat vormt gezamenlijk weliswaar een sterke indicatie daarvoor, maar hij heeft ook uitdrukkelijk verklaard dat zijn hele sociale en maatschappelijke leven zich in een andere gemeente (namelijk Roerdalen) afspeelt, hij dáár dagelijks is en in Heerlen niets heeft behalve zijn woning waar hij naartoe terugkeert om te overnachten. Hij vertrekt weliswaar uit zijn woning en komt daar ook weer terug, maar dat is – zo volgt uit zijn verklaring – omdat het centrum van zijn sociale en maatschappelijke leven niet in (zijn woning in) Heerlen is. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat eisers verklaringen – samen met zijn pingedrag – onvoldoende duidelijkheid verschaffen voor de conclusie dat het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven in (zijn woning in) Heerlen is. Dat zijn woning wel zijn (uitvals)basis is, is in dit geval namelijk onvoldoende doorslaggevend om die ook als zijn hoofdverblijf aan te kunnen merken. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de reden waarom eiser vaak buiten Heerlen en in de omgeving van Herkenbosch verblijft – hoe begrijpelijk ook – niet van betekenis is bij de vraag waar hij zijn hoofdverblijf heeft: waar dat is, moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke situatie. Eiser heeft onvoldoende concrete feiten en aanknopingspunten aangevoerd voor een ander oordeel hierover, terwijl dat wel op zijn weg ligt als aanvrager om bijstand.
8.9.
De beroepsgrond dat het dossier onvolledig is omdat stukken ontbreken over de brand en de wijze waarop de uitkering van de verzekering is besteed, slaagt niet. In het dossier bevindt zich een ‘rapport van expertise’ en een verklaring van eiser over de uitgaven van het uitgekeerde bedrag. Weliswaar ontbreken bij dat rapport foto’s van de brandschade, maar dat is niet relevant voor de vraag naar het hoofdverblijf per 14 augustus 2023. Eiser heeft aangevoerd dat hij in de bezwaarfase ook een video heeft verstrekt waarin te zien is dat de woning volledig is opgeknapt en ingericht. Deze video heeft de voorzieningenrechter weliswaar niet gezien, maar omdat het college niet betwist wat eiser hiermee wil aantonen is deze video naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende van belang voor de (in dit beroep te beantwoorden) vraag waar eiser sinds augustus 2023 het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven heeft. Over het energieverbruik waarop partijen wijzen overweegt de voorzieningenrechter dat de informatie daarover op pagina 5 van het rapport ‘aanvraag levensonderhoud participatiewet’ ziet op de periode tot maart / april 2023 en dus op een periode ruim vóór de periode die in dit beroep wordt beoordeeld (14 augustus 2023 tot en met 26 oktober 2023). Dat de woning in de te beoordelen periode bewoonbaar was en eiser daar ook vaak was, heeft het college bovendien niet betwist: het college heeft op de zitting namelijk desgevraagd verklaard dat hij geen reden heeft te twijfelen aan eisers verklaring dat hij nagenoeg elke nacht in zijn woning in Heerlen slaapt. Ook daarom zijn de video en het energieverbruik niet relevant voor de beoordeling van dit beroep. Eiser heeft bij het beroepschrift tot slot nog een pagina van een brief (gedateerd 25 oktober 2023) gevoegd. Dit stuk zat niet bij de eerder verstrekte gedingstukken. Gelet op de strekking van deze brief heeft deze brief betrekking op een bezwaarschrift van eiser tegen het besluit over de terugvordering en de boete. Op de zitting is dat bevestigd. Het eerdere ontbreken van dit stuk is dan ook niet van belang voor dit beroep dat gaat over de afwijzing van de aanvraag van 14 augustus 2023.
8.10.
De beroepsgrond dat niet alsnog een huisbezoek heeft plaatsgevonden, slaagt ook niet. Het ligt namelijk in de eerste plaats op de weg van eiser als aanvrager om aannemelijk te maken dat hij het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven in Heerlen heeft
.Het college kon op basis van de beschikbare informatie ten tijde van het primaire besluit tot de conclusie komen dat eiser dit niet heeft gedaan en dat het hoofdverblijf in Heerlen onduidelijk was, en vervolgens in de in bezwaar beschikbare aanvullende informatie daar een bevestiging voor zien. Een huisbezoek was daarom niet nodig. Het ontbreken daarvan betekent dus niet dat het college onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan en niet tot de afwijzing van eisers (eerste) aanvraag kon komen.
8.11.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het college in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de brief van 19 oktober 2023 niet ook aan de bewindvoerder gestuurd had hoeven te worden. Eiser heeft zijn stelling in beroep, dat het college dit toch had moeten doen, niet onderbouwd.
8.12.
Het college hoefde eiser tot slot ook geen hersteltermijn te geven nadat hij niet op het gesprek van 24 oktober 2023 was verschenen. Het college kon toen immers al tot de conclusie komen dat eiser zijn woon- en leefsituatie (waaronder ook het hoofdverblijf in Heerlen) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, gelet op de beschikbare informatie (onder meer zijn pingedrag en zijn verklaring van 30 augustus 2023) en de omstandigheid dat eiser niet op het gesprek was verschenen terwijl de uitnodiging persoonlijk bij hem in de brievenbus is bezorgd. Daarbij is ook van belang dat sprake is van een aanvraag om bijstand en geen situatie als bedoeld in bijvoorbeeld artikel 54 van de PW.
8.13.
Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat het zwaartepunt van eisers persoonlijke leven in Heerlen is, ook al overnacht eiser in (zijn woning in) Heerlen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, omdat daardoor eisers recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Dat eiser in de gemeente Roerdalen ook niet in aanmerking komt voor bijstand (en dat het volgens eiser dus aan het college is om bijstand te verstrekken) is een onzekere toekomstige gebeurtenis waarvan op dit moment niet kan worden uitgegaan: eiser heeft namelijk (nog) geen aanvraag in de gemeente Roerdalen gedaan, ook niet nadat hem op 26 oktober 2023 duidelijk had kunnen zijn dat hij van de gemeente Heerlen geen bijstand kreeg omdat hij (volgens de gemeente Heerlen) niet in die gemeente hoofdverblijf had. Op dit moment is er daarom onvoldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat eiser in de gemeente Roerdalen geen bijstand krijgt als hij daar een aanvraag zou doen. Daarin ligt dus ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college alsnog bijstand zou moeten verlenen aan eiser.
8.14.
De voorzieningenrechter komt niet toe aan een beoordeling van het subsidiaire standpunt van het college (over eisers financiële situatie), omdat het primaire standpunt (over zijn hoofdverblijf) de afwijzing al kan dragen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt om die reden afgewezen.
10. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd
om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 januari 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Het college wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:587.
2.Uitspraak van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1168.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:587.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 13 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2175.