ECLI:NL:RBLIM:2024:1642

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
03/101486-23; 03/083036-23 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 20 februari 2023 vond er in Roermond een ontploffing plaats, veroorzaakt door de verdachte en een medeverdachte, waarbij zwaar professioneel vuurwerk (Super Cobra 6) werd gebruikt. De verdachte heeft het vuurwerk door de brievenbus van een restaurant gegooid, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en de mogelijkheid van zwaar lichamelijk letsel voor de boven het restaurant wonende eigenaresse. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de ontploffing, en dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, maar niet voor levensgevaar. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, vernieling van goederen en het voorhanden hebben van vuurwerk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en wees een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/101486-23; 03/083036-23 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn gevoegd en inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2024. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is haar dochter [naam dochter] op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03/081606-23.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03/101486-23 en de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03/083036-23 zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/101486-23 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander vuurwerk tot ontploffing heeft gebracht in/bij een pand waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Feit 2:samen met een ander een of meerdere ruiten/ramen en/of een (voor)deur en/of gevel van een pand heeft vernield en/of beschadigd;
Feit 3:samen met een ander een of meer stuks Cobra (6) voorhanden heeft gehad. Primair is dit ten laste gelegd als het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie en subsidiair als het voorhanden hebben van een hoeveelheid professioneel vuurwerk.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03/083036-23 24 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte bij de [naam bedrijf] in Maastricht meerdere kaarsen heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat feit 3 onder 03/101486-23 in de primaire variant bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie acht onder feit 1 03/101486-23 bewezen dat door de in vereniging opzettelijk veroorzaakte ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is geweest. Het levensgevaar was te duchten voor het slachtoffer als zij toevallig de krant uit de brievenbus had gehaald toen het vuurwerk daarin werd gegooid en voor eventuele voorbijgangers omdat de glasscherven tot twaalf meter verderop zijn gevonden.
Voor het feit onder 03/083036-23 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor feit 1 onder 03/101486-23 partiële vrijspraak bepleit van het bestanddeel ‘levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’. Er is geen brandbom gemaakt of brandversneller gebruikt. Uit de deskundigenverklaring blijkt dat er dan alleen gevaar voor lichamelijk letsel ontstond voor personen die zich in de directe omgeving van de ontploffing bevonden. Dat dit in onderhavige casus het geval is geweest, is niet gebleken. Bovendien hoef je om 08:15 uur in een halletje van een restaurant niemand te verwachten.
Voor de feiten 2 en 3 onder 03/101486-23 heeft de raadsman geen standpunt ingenomen. Voor het feit onder 03/083036-23 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
Bewijsoverwegingen
Omdat de verdachte de feiten heeft bekend en daarvoor ook genoeg ander bewijs is, bespreekt de rechtbank alleen nog de vragen of zij dat in vereniging met een ander heeft gedaan en of er als gevolg van de ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank stelt vast dat er op 20 februari 2023 om 08:15 uur in een pand (restaurant [naam restaurant] ) gelegen aan de [adres] te Roermond een ontploffing heeft plaatsgevonden. De ontploffing is teweeggebracht met twee aan elkaar getapete Cobra’s. Op basis van de camerabeelden is vast te stellen dat twee personen op een scooter vlak voor de ontploffing drie keer langs het restaurant zijn gereden, te weten om 08:12:12 uur, 08:13:24 uur en 08:14:12 uur. Uit de camerabeelden blijkt vervolgens dat de passagier handelingen bij het pand verricht waarna een steekvlam bij het pand zichtbaar is. Zowel de passagier als de bestuurder van de scooter verdwijnen erna de [straatnaam 1] in.
[verdachte] heeft erkend dat zij het vuurwerk door de brievenbus heeft gegooid en [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de bestuurder van de scooter was.
In het licht van de tenlastelegging (medeplegen met een ander) dient de vraag beantwoord te worden hoe de rol van [medeverdachte] bij het teweegbrengen van de ontploffing gekwalificeerd moet worden. Kan hij als medepleger worden gezien? De verdachte zelf zegt er bij de politie niks over en desgevraagd tijdens het onderzoek ter terechtzitting wil ze daar niks over verklaren. De rechtbank zal daarover het navolgende overwegen.
Medeplegen?
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] als bestuurder en met [verdachte] als bijrijder op de scooter vlak voor de ontploffing drie keer langs het Grieks restaurant is gereden. Dit gebeurde in een tijdsbestek van twee minuten en één seconde. Ook kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] vervolgens [verdachte] in de straat ( [straatnaam 2] ) naast de straat van het Grieks restaurant ( [straatnaam 3] ) heeft afgezet. Verder staat vast dat [medeverdachte] en [verdachte] om 8:15 uur respectievelijk 8:16 uur (dus net na de ontploffing) de [straatnaam 1] in verdwijnen en zij beiden de [straatnaam 1] niet hebben verlaten (pas rond 11:12 uur wordt vermoedelijk [medeverdachte] weer gezien). Ook staat vast dat zij op de dag van de ontploffing 5 telefonische contacten met elkaar hadden, waarvan één belcontact om 8:16:21 uur (dus net na de ontploffing) is geweest.
Ook stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] de dagen voor de ontploffing 16 zoekslagen heeft verricht op “Griek in de stad Roermond”– waarvan de laatste zoekslag een klein halfuur voor de ontploffing was. De dagen na de ontploffing heeft [medeverdachte] veelvuldig gezocht op L1 nieuws – en meer specifiek: op 27 februari 2023 heeft [medeverdachte] 10 zoekslagen op ‘L1nieuws bom bij Griek’ verricht. Ook heeft [medeverdachte] op de dag van de ontploffing en de dagen erna meermalen gezocht naar ‘Opsporing Verzocht’.
Verder staat vast dat [medeverdachte] op de dag van de ontploffing vanaf 10:00 uur appcontact heeft gehad met [verdachte] waarin wordt genoemd dat de burger auto op de loer staat, ze aan het zoeken zijn, ‘staat op L1’ en er een ‘woute busje’ voor de flat staat. [medeverdachte] heeft diezelfde dag tegen ene [naam] gezegd dat hij ongezien uit de [straatnaam 1] moet komen en dat hij later nog tegen deze [naam] zal zeggen waarom dit moest.
Tot slot concludeert de rechtbank uit de afgetapte telefoongesprekken dat [verdachte] het plan en de opdracht toedicht aan [medeverdachte] , maar daar geen officiële verklaring over wil afleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er maar één scenario dat al dit bewijsmateriaal op een logische manier kan verklaren: [medeverdachte] is medepleger van de tenlastegelegde misdrijven. Het scenario van [medeverdachte] dat hij alleen maar drugs rondbracht en [verdachte] die ochtend toevallig een lift gaf, wordt weerlegd door dit bewijsmateriaal en kan dus niet waar zijn. Uit de zoekslagen in de telefoon van [medeverdachte] concludeert de rechtbank dat hij vanaf enkele dagen tot een half uur voor de ontploffing met het plan bezig is geweest. De rechtbank gelooft niet dat hij gewoon een restaurant zocht om te gaan eten en zijn telefoon soms even had uitgeleend aan iemand anders. Uit de camerabeelden concludeert de rechtbank dat [medeverdachte] in de minuten voor de ontploffing het pand en de omgeving heeft verkend. De rechtbank gelooft niet dat hij drie keer in twee minuten naar dezelfde koper van drugs moest rijden. Uit de belcontacten en de berichten in de telefoons van beide verdachten concludeert de rechtbank dat zij vlak voor en vlak na de ontploffing samen optrokken en communiceerden over de ontploffing. De rechtbank gelooft niet dat al die berichten gingen over een diefstal bij een tuincentrum. Uit de tapgesprekken concludeert de rechtbank tot slot dat [medeverdachte] nauw betrokken was bij het plan en het vuurwerk in de brievenbus heeft laten stoppen door [verdachte] .
Daarom oordeelt de rechtbank dat [medeverdachte] voorafgaande aan het plegen van de feiten betrokken was bij de planvorming, en dus wetenschap had van wat er ging gebeuren, diens opzet daarop ook was gericht, betrokken was bij de feitelijke uitvoering van de ontploffing door het onmisbare vervoer te faciliteren voor medeverdachte [verdachte] . Deze bijdrage is naar het oordeel van de rechtbank van een zodanige aard (intellectueel en materieel) dat die kan worden gekwalificeerd als medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing.
Gevaar voor levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er door de ontploffing gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] (eigenaresse van het restaurant, zij woonde boven het getroffen restaurant en was op het moment van de aanslag in de bovenwoning aanwezig) te duchten is geweest.
Dat er door de ontploffing aan de [adres] gemeen gevaar voor goederen is ontstaan staat vast. Dat is door de verdediging ook niet betwist. Of door de ontploffing ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was voor [slachtoffer] , hangt af van het antwoord op de vraag of dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut "deskundigenverklaring gevaarzetting Super Cobra 6 en vergelijkbare artikelen" blijkt dat wanneer een Super Cobra 6 ontploft, dit in z’n algemeenheid gevaar oplevert voor personen die zich in de nabijheid van de Cobra bevinden. Ook blijkt dat wanneer een Super Cobra 6 simultaan ontploft met één andere Super Cobra 6 een omstandigheid kan optreden waarin de Cobra’s zich massa-explosief gedragen, waardoor de impact en gevaarzetting groter is. Dit in combinatie met de kracht van de explosie die af te leiden is uit de schade (voorpui ontzet, ramen voor- en binnendeur die eruit waren), het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de vroege ochtend), de locatie waar de ontploffing plaatsvond (achter de voordeur in een halletje dat toegang geeft tot het restaurant en de trap naar de bovenwoning) en de aanwezigheid van een bewoner ( [slachtoffer] in de bovenwoning),
maakt dat het gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. De rechtbank kan echter, op grond van de inhoud van het dossier, niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar voor [slachtoffer] te duchten is geweest. Daarvoor zijn volgens de deskundigenverklaring zodanig uitzonderlijke omstandigheden nodig (bijvoorbeeld: dat de bewoner richting de brievenbus bukt en met haar nek in de buurt van het vuurwerk komt precies op het moment dat dit ontploft) dat dit gevaar niet naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/101486-23 feit 1
op 20 februari 2023 te Roermond, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een pand (gelegen aan de [adres] te Roermond) door (zwaar professioneel) vuurwerk met knaleffect (te weten Super Cobra 6) aan te steken en
(vervolgens) in de hal van voornoemd pand te werpen waardoor een ontploffing is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en in dat pand aanwezige goederen en/of aangrenzende/omliggende woningen/panden en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] , die zich op dat moment in de woning gelegen boven het pand bevond, te duchten was;
03/101486-23 feit 2
op 20 februari 2023 te Roermond tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten/ramen en een (voor)deur en gevel van een pand (gelegen aan de [adres] te Roermond) heeft vernield en beschadigd;
03/101486-23 feit 3
op 20 februari 2023 te Roermond, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten meer stuk(s), Cobra (6), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
03/083036-23 feit 1:
op 26 maart 2023 te Maastricht, diverse kaarsen, die aan [naam bedrijf] Maastricht toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/101486-23
Het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º of onderdeel 7º
03/083036-23:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 730 dagen waarvan 418 dagen voorwaardelijk, dus de duur van het voorarrest onvoorwaardelijk en het restant tot aan twee jaar voorwaardelijk. Subsidiair heeft hij verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De raadsman heeft hiervoor verwezen naar de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken (ECLI:NL:RBOBR:2023:3632, ECLI:NL:RBLIM:2020:6962, ECLI:NL:RBGEL:2023:3367, ECLI:NL:RBNHO:2023:13926, ECLI:NL:RBAMS:2022:3206), de proceshouding van de verdachte – ze heeft een bekennende verklaring afgelegd en spijt betuigd –, de problematiek van de verdachte en de daarmee gepaard gaande hulpbehoefte, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies. Voorts heeft de raadsman bepleit de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht niet op te leggen. Daartoe voert hij aan dat er geen sprake is van recidive ten aanzien van geweldsdelicten en dat oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van 3 jaren en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden voldoende moet zijn om effectief aan de slag te gaan met de problematiek van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing met zwaar vuurwerk in een pand (restaurant en woning), waardoor schade is ontstaan aan het pand en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] te duchten is geweest. Het teweegbrengen van ontploffingen is tegenwoordig aan de orde van de dag en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. Dergelijke strafbare feiten raken niet alleen de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Met haar handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] hiermee ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van de Cobra’s en de vernieling/beschadiging aan/in het pand. Verder heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een diefstal van dure kaarsen bij de [naam bedrijf] .
Gelet op de ernst van deze feiten kan in beginsel enkel worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft op 12 maart 2024 een advies opgesteld. Zij ziet een vrouw met problemen op meerdere gebieden, waaronder huisvesting, dagbesteding, inkomen en sociaal netwerk. De problemen verergeren elkaar in negatieve zin en staan oplossingen in de weg. De verdachte wordt niet in staat geacht zonder hulp van buitenaf deze problemen op te lossen. Dit brengt mee dat de reclassering het risico op recidive inschat als hoog. Zij adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De verdachte heeft bij de politie en terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd en ze heeft aangegeven dat ze fout zat. Hoewel de verdachte geen blanco strafblad heeft gaat de rechtbank, gelet op de spijt die de verdachte heeft betuigd en de indruk die de rechtbank van de verdachte op zitting heeft gekregen, ervan uit dat de bewezen verklaarde strafbare feiten een eenmalige actie van de verdachte waren. Zij was een verslaafde, werkloze, dakloze en dus kwetsbare en beïnvloedbare vrouw, die door anderen is gebruikt om voor tweehonderd euro een misdrijf te plegen in de hoop dat zij zelf buiten beeld zouden blijven.
De rechtbank zal, alles afwegende, de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voor invulling van de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank aansluiten bij het advies van de reclassering van 12 maart 2024.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Hoewel het recidiverisico door de reclassering als hoog wordt ingeschat, merkt de rechtbank op dat het strafblad van de verdachte geen blijk geeft van het teweegbrengen van eerdere ontploffingen of andere (ernstige) geweldsfeiten. Het is ter beteugeling van het recidiverisico en de bescherming van nieuwe slachtoffers van groot belang dat de verdachte wordt begeleid en dat er (langdurig) toezicht op haar is. De rechtbank acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de hierna te melden bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een immateriële schadevergoeding van € 4.241,00 ter zake van feit 1.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
In de aangehaalde uitspraak door de benadeelde partij is een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00 toegewezen. Nu het om een vergelijkbare casus gaat, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk toegewezen kan worden tot een bedrag van € 3000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] is rechtstreeks slachtoffer van het bewezen verklaarde onder 1. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer in het geval van aantasting in persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank het geval. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de aangehaalde jurisprudentie, te hoog is. De rechtbank acht een vergoeding van € 3.000,00 passend en billijk voor de door de benadeelde geleden immateriële schade als gevolg van het bewezenverklaarde handelende van de verdachte en zal daarom dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 63, 157, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten onder 03/101486-23 en 03/083036-23 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf, groot
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
meldplicht bij reclassering: de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ reclassering Limburg op het adres Wilhelminaplein 26, 6041 CE Roermond, (0475 - 786730). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
gedragsinterventie middelengebruik: de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
ambulante behandeling: de veroordeelde laat zich behandelen door De Rooyse Wissel Ambulant Behandelen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang: de veroordeelde verblijft in Confidence Twende of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
drugsverbod: de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
alcoholverbod: de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen wordt gecontroleerd;
dagbesteding: de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerken aan schuldhulpverlening: de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van € 3.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Micheels, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 april 2024.
Buiten staat
Mr. N.P.J. van de Pasch en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat
03/101486-23 feit 1:
zij op of omstreeks 20 februari 2023 te Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/aan een pand (gelegen aan de [adres] te Roermond) door (zwaar professioneel) vuurwerk met knaleffect (te weten Super Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
(vervolgens) tegen de (voor)deur en/of in de hal van voornoemd pand te plaatsen/werpen waarbij/waardoor een ontploffing is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand aanwezige goederen en/of aangrenzende/omliggende woningen/panden, in elk geval gemeen gevaar en/of goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] , die zich op dat moment in de woning gelegen boven het pand en/of (voor)deur van voornoemd pand bevond en/of bewoners van aangrenzende/omliggende woningen, althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
03/101486-23 feit 2
zij op of omstreeks 20 februari 2023 te Roermond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten/ramen en/of een (voor)deur en/of gevel van een pand (gelegen aan de [adres] te Roermond), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan restaurant Akrolopis te Roermond, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
03/101486-23 feit 3
zij op of omstreeks 20 februari 2023 te Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een of meer stuk(s), Cobra (6), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 februari 2023 te Roermond, , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten een of meer stuk(s), Cobra (6), bestemd voor
particulier gebruik, voorhanden heeft gehad;
( art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit Artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit
Artikel 9.2.2.1 lid 1 van de Wet milieubeheer
Artikel 1a onder 1 van de Wet op de economische delicten
Artikel 2 lid 1 van de Wet op de economische delicten
Artikel 6 lid 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten)
03/083036-23 feit 1:
zij, op of omstreeks 26 maart 2023 te Maastricht, diverse kaarsen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf] Maastricht, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;