ECLI:NL:RBOBR:2023:3632

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
01/060512-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk teweegbrengen van ontploffing en bedreiging met handgranaat

Op 17 juli 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft op 9 juli 2022 in 's-Hertogenbosch opzettelijk een ontploffing teweeggebracht door vuurwerk aan te steken en dit voor een zonnestudio te gooien, wat heeft geleid tot schade aan twee geparkeerde auto’s. Daarnaast heeft de verdachte de eigenaren van de zonnestudio bedreigd door een handgranaat aan de gevel te hangen. Tevens was de verdachte in het bezit van een scherfhandgranaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Een van de bijzondere voorwaarden is dat de verdachte zich moet laten behandelen en moet verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van zijn daden. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft een gevaarlijke situatie gecreëerd, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/060512-23
Datum uitspraak: 17 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2023 en 3 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 april 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij, op of omstreeks 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 8, althans een stuk vuurwerk met knaleffect, in elk geval enig vuurwerk aan te steken en/of
(vervolgens) dat vuurwerk voor de zonnestudio gelegen aan/nabij de [adres 1] te gooien/werpen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de voor die zonnestudio geparkeerde auto's en/of de verlichting van/in de overkapping van de zonnestudio en/of het trottoir en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de direct omwonenden van de [adres 1]

te duchten was;

T.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere auto('s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
T.a.v. feit 3:
hij, op of omstreeks 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
[slachtoffers] en/of de direct omwonenden van het pand gelegen aan de [adres 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een handgranaat, althans een voorwerp dat bestemd is om tot ontploffing te brengen
op/aan de gevel te hangen van de zonnestudio gelegen aan de [adres 1] ;
T.a.v. feit 4:
hij, op of omstreeks 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een scherfhandgranaat,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
In de nacht van 8 op 9 juli 2022 is er voor een zonnestudio gelegen aan de [adres 1] in ’s-Hertogenbosch een explosief tot ontploffing gebracht. Daarbij zijn onder andere de overkapping van de zonnestudio, lichtarmaturen, een stoeptegel en twee auto’s beschadigd geraakt. Uit onderzoek is gebleken dat het explosief (zwaar) vuurwerk betreft. Daarnaast is er in diezelfde nacht een scherfhandgranaat met duct tape opgehangen aan de gevel van deze zonnestudio.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft, op gronden als verwoord in haar schriftelijke pleitnota, integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is kort gezegd naar voren gebracht dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat op grond waarvan de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kan worden vastgesteld.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverweging.
T.a.v. van feit 1, 2, 3 en 4
De raadsvrouw heeft een aantal verweren gevoerd ter onderbouwing van haar standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die het ten laste gelegde heeft gepleegd. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Scooter en camerabeelden
De raadsvrouw heeft allereerst aangevoerd dat niet is gebleken dat de persoon die op de camerabeelden – die in het dossier zijn uitgewerkt – gezien wordt op de scooter ook de persoon is die het vuurwerk gooit en de handgranaat heeft geplaatst. Ook kan niet worden vastgesteld dat de scooter zoals aangetroffen in de tuin van de ouders van verdachte ook de scooter is die op de camerabeelden te zien is. Verder voldoet verdachte weliswaar aan het signalement, maar dit signalement is zo algemeen dat eigenlijk iedereen met een normaal postuur hieraan voldoet.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Uit de inhoud van de processen-verbaal van de camerabeelden rondom de plaats delict blijkt dat op de camerabeelden van [school] is te zien dat omstreeks 03.20 uur een in het donker gekleed persoon een witte scooter op de [adres 2] in ’s-Hertogenbosch parkeert en naar de achterzijde van de [adres 2] loopt. Omstreeks 03.24 uur loopt een persoon met hetzelfde signalement vanuit deze richting weer naar de witte scooter en rijdt weg. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden van de [adres 3] blijkt dat in de tussenliggende minuten (namelijk om 03.22 uur) een in het donker gekleed persoon met schoenen met witte zolen vanuit de richting van de [adres 2] via het [adres 3] in de richting van de [adres 1] loopt. Uit de inhoud van het proces-verbaal van de camerabeelden op de plaats delict ( [adres 1] ) blijkt vervolgens dat om 03.23 uur een persoon met hetzelfde signalement vanuit het [adres 3] in een rechte lijn naar het pand aan de [adres 1] loopt, iets aan de gevel bevestigt en wegloopt. Ondertussen haalt deze persoon iets uit zijn zak en lijkt het alsof hij iets aansteekt. Direct hierna is er een lichtflits te zien en wordt iets brandends richting het voornoemde pand gegooid. Hierop rent de persoon weg in de richting van de [adres 3] en ondertussen ontstaat er een explosie vanuit het brandende voorwerp. Uit de inhoud van het proces-verbaal van de camerabeelden van het [adres 4] (waarbij de tijdsaanduiding niet overeenkomst met de daadwerkelijke tijd) blijkt dat een in het donker gekleed persoon met witte schoenzolen van de [adres 1] via het [adres 3] in de richting de [adres 2] rent. Vervolgens is dus op de camerabeelden van school te zien dat om 03.24 uur een persoon weer op de scooter stapt en wegrijdt. Uit de inhoud van het proces-verbaal van de camerabeelden van [restaurant] blijkt dat vlak daarna, omstreeks 03.28 uur, een witte scooter met daarop een donker gekleed persoon voorbijkomt rijden.
Uit deze camerabeelden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de persoon op de scooter dezelfde persoon is die de handgranaat heeft geplaatst en de ontploffing teweeg heeft gebracht. Het gaat namelijk om een tijdspad van slechts 4 minuten, middenin de nacht, in een verder rustige woonwijk waarbij op de camerabeelden steeds slechts één persoon te zien is die telkens voldoet aan hetzelfde signalement, namelijk een in het donker gekleed persoon met normaal postuur en witte schoenzolen.
Verbalisant [verbalisant] heeft de kenmerken van de scooter op de camerabeelden vergeleken met de scooter van de moeder van verdachte, die verdachte naar eigen zeggen soms stiekem meeneemt. Volgens verbalisant vertonen de scooters sterke overeenkomsten, zoals witte puntige zijpanelen, een zwarte buddyseat, zwarte wielen en velgen, een wit kapje boven het voorwiel en de hoogte van de lichten.
Tijdens zijn verhoor is verdachte bevraagd over waar hij die bewuste nacht was. Verdachte kon hier geen verklaring over geven. De rechtbank heeft verdachte dit wederom gevraagd ter terechtzitting. Toen kon verdachte nog steeds niet aangeven waar hij dan die bewuste nacht was.
DNA
Naast de genoemde overeenkomsten van de scooter, is er ook objectief bewijs in de vorm van DNA-sporen. Op de duct tape waarmee de handgranaat op de gevel was bevestigd en de handgranaat zelf zijn DNA-sporen aangetroffen waarvan door het NFI is vastgesteld dat deze sporen afkomstig zijn van verdachte met een bewijskracht van respectievelijk meer dan 1 miljard en circa 30 miljoen.
De raadsvrouw heeft in dit verband gewezen op de verklaring van verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris, waarin hij een alternatief scenario schetst voor het aantreffen van de DNA-sporen. Verdachte heeft verklaard dat hij dergelijke tape vaker gebruikt voor werkzaamheden, maar voor de sporen op de handgranaat kon hij geen verklaring geven. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het DNA-spoor van verdachte toevallig op de tape terecht kan zijn gekomen, bijvoorbeeld omdat verdachte de tape in een bouwmarkt in zijn handen heeft gehad, waarna een ander de tape heeft gebruikt. Het valt volgens de raadsvrouw niet uit te sluiten dat het DNA-spoor van verdachte via de tape ook op de handgranaat terecht is gekomen.
De rechtbank acht het geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig en ook tegenstrijdig (bij het verhoor: de duct tape wordt door mij mogelijk gebruikt voor werkzaamheden, en ter terechtzitting: ik heb het duct tape mogelijk aangeraakt in een bouwmarkt waarna met dat tape de desbetreffende handgranaat is bevestigd). Bovendien is het scenario op geen enkele wijze door de verdediging onderbouwd en daarmee niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet met name in het DNA-spoor op de handgranaat een sterke aanwijzing voor de weerlegging van het door de verdediging geschetste alternatieve scenario. De rechtbank zal dan ook het DNA-spoor op de tape en de handgranaat als bewijsmiddel gebruiken.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande acht dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Gevaar voor leven, zwaar lichamelijk letsel en/of goederen (feit 1)
Om het onder feit 1 ten laste gelegde levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of gemeen gevaar voor goederen als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gevaar ten tijde van de explosie naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Tijdens het ter plaatse door de politie verrichte forensisch opsporingsonderzoek werd vastgesteld dat het pand aan de [adres 1] deel uitmaakt van een rij aan elkaar geschakelde winkels en horecagelegenheden, met boven de voorgevel een overkapping die is voorzien van verlichting. Boven deze rij winkels en horecagelegenheden bevinden zich bewoonde woningen.
De politie heeft vastgesteld dat er schade was veroorzaakt aan het pand, die bestond uit meerdere kapotte lampenkappen afkomstig van de lampen in de overkapping. Er waren geen ruiten gesneuveld en in de woningen op de eerste verdieping was ook niets beschadigd. In de buurt van het pand werd verder geconstateerd dat twee auto’s en een trottoirtegel beschadigd waren.
Gelet op deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte een situatie heeft opgeleverd waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de panden aan de [adres 1] en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu uit het dossier volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing daadwerkelijk zijn beschadigd.
Nu uit het dossier niet blijkt dat ten tijde van de ontploffing personen in de directe omgeving van de explosie aanwezig waren, is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat het ten laste gelegde te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bedreiging (feit 3)
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door een handgranaat aan de gevel van de zonnestudio te hangen alleen de [slachtoffers] (als eigenaren van het pand) bedreigd en niet de direct omwonenden van het pand. Uit de beschrijving van de camerabeelden leidt de rechtbank namelijk af dat verdachte in een rechte lijn, en dus doelbewust, naar het pand aan de [adres 1] liep en daaraan de handgranaat heeft bevestigd. Gezien de feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte de handgranaat daar heeft opgehangen om daarmee een dreigende boodschap af te geven voor de eigenaren van het desbetreffende pand.
Eindconclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 1:
op 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk met knaleffect aan te steken en
vervolgens dat vuurwerk voor de zonnestudio gelegen aan de [adres 1] te gooien,
terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de voor die zonnestudio geparkeerde auto's, de verlichting van/in de overkapping van de zonnestudio en het trottoir,
te duchten was.
t.a.v. feit 2:
op 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere auto's, die aan een ander toebehoorden heeft beschadigd.
t.a.v. feit 3:
op 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
[slachtoffers] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door een handgranaat,
aan de gevel te hangen van de zonnestudio gelegen aan de [adres 1] .
t.a.v. feit 4:
op 9 juli 2022, te 's-Hertogenbosch,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een scherfhandgranaat,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw verzocht om, conform het reclasseringsadvies, een (groten)deels voorwaardelijke straf op te leggen die fungeert als stok als de deur.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, waardoor er gevaar voor goederen is ontstaan, door een stuk vuurwerk aan te steken en voor een zonnestudio te gooien (feit 1). Door de ontploffing zijn twee auto’s beschadigd (feit 2). Daarnaast heeft verdachte de [slachtoffers] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een handgranaat aan de gevel van hun zonnestudio te hangen (feit 3). In het verlengde daarvan heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een scherfhandgranaat (feit 4). Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan en is vervolgens weggelopen zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen. Het had, mede gelet op het feit dat de ontploffing teweeg is gebracht in de buurt van de handgranaat, heel anders kunnen aflopen. Dat de gevolgen niet ernstiger zijn geweest, is niet aan verdachte te danken. De door verdachte gepleegde feiten hebben niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook een negatieve bijdrage geleverd aan de maatschappelijke gevoelens van zorgen en angst die ontstaan door aanslagen die worden gepleegd tegen een achtergrond van zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft, door zich op zijn zwijgrecht te beroepen, geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gevaarzettende en onverantwoorde handelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor wat betreft feit 4 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het voorhanden hebben van een handgranaat in de openbare ruimte is in beginsel een gevangenisstraf van 15 maanden aangewezen. Voor feiten 1, 2 en 3 bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft daarom voor wat betreft deze feiten aansluiting gezocht straffen die in andere, soortgelijke zaken worden opgelegd.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het volgende.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 17 april 2023 betreffende verdachte. Uit het omvangrijke strafblad blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreigingen, brandstichting en vuurwapenbezit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. In het reclasseringsrapport van 19 juni 2023 komt op grond van het risicotaxatie-instrument (OXREC) naar voren dat sprake is van een hoog algemeen risico en een gemiddeld risico op geweld. De kans op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden. Hij beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats of inschrijfadres, hij heeft geen inkomsten en geen structurele daginvulling. Er is sprake van een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt, verdachte heeft moeite met autoriteiten, er was af en toe sprake van drugsgebruik en daarnaast kampt verdachte met problemen op psychosociaal gebied. Er is sprake van ADHD en er zijn aanwijzingen voor zowel een antisociale persoonlijkheids-stoornis als voor een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Er is geruime tijd sprake geweest van een pro-criminele houding, maar op dit moment staat verdachte open voor reclasseringsbegeleiding en hulp om zijn leven een positieve wending te geven. Door de reclassering is daarom geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen/maatschappelijke opvang, zoals nader omschreven in het rapport.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte zijn leven op een andere manier in gaat richten en daarbij hulp en begeleiding krijgt. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Met deze voorwaardelijke straf wil de rechtbank verdachte er bovendien van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de nader te noemen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt (partiële vrijspraak voor levensgevaar) en een groot voorwaardelijk strafdeel wenselijk vindt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 57, 157, 285, 350 Wetboek van Strafrecht
26, 55 Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
t.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen
t.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
t.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 10 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Novadic Kentron op het adres Rompertsebaan 12, te Den Bosch, telefoonnummer 073-6409696. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Veroordeelde laat zich behandelen door Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener voor Forensische FACT zorg, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt, evenals het uitvoeren van uitvoerige diagnostiek.
- Veroordeelde verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.H. van de Kant, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. G.M. Blanken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 17 juli 2023.