ECLI:NL:RBAMS:2022:3206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
13/308858-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van explosie, vernieling, bedreiging en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van een explosie, vernieling, bedreiging en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De feiten vonden plaats tussen 31 oktober en 7 november 2021, waarbij de verdachte samen met anderen zwaar vuurwerk (Cobra 6) heeft afgestoken bij de woning van de aangevers in Amsterdam. Dit leidde tot schade aan de woning en een gevoel van onveiligheid voor de bewoners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn autismespectrumstoornis en andere psychische problemen, in verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, waarvan 235 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de materiële en immateriële schade die door de verdachte is veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwerk bevolen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/308858-21 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
verblijvend in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [locatie 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.H.S. Vogel naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van een explosie in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 bij de woning aan de [adres 1] , meermalen gepleegd.
2. het medeplegen van vernieling van de ruiten van de woning aan de [adres 1] in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021, meermalen gepleegd.
3. het medeplegen van de bedreiging van [aangever 1] en/of [aangever 2] in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, meermalen gepleegd.
4. het medeplegen van het voorhanden hebben gehad/tot ontbranding hebben gebracht van professioneel vuurwerk in de periode 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van het levensgevaar onder feit 1 genoemd.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van levensgevaar onder feit 1 genoemd. Verdachte wordt voor dit gedeelte onder feit 1 vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna weergegeven bewijsmiddelen. Nu verdachte het bewezen geachte heeft bekend en de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geen vrijspraak heeft bepleit, zal worden volstaan met een vermelding van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden voor de verschillende feiten gebruikt.
1) de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2022.
2) Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] ook namens [aangever 1] met nummer PL1300-2021229386-6 van 9 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 1 001 tot en met 1 002);
3) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021224370-3 van 3 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina’s 1 004 tot en met 1 005);
4) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021225043-4 van 2 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (dossierpagina’s 1 010 tot en met 1 012) en bijbehorende foto’s (dossierpagina’s 1 013 tot en met 1 019);
5) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021229386-3 van 7 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (dossierpagina 1 030) en bijbehorende foto’s (dossierpagina’s 1 032 tot en met 1 038);
6) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2 van 13 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (dossierpagina’s 1 053 tot en met 1 059);
7) Een proces-verbaal van aangifte [aangever 3] met nummer PL1300-2021237901-2 van 18 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (dossierpagina’s 1 093 tot en met 1 094);
8) Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 2] met nummer PL1300-2021229386-28 van 19 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 8] (dossierpagina’s 1 095 tot en met 1 097);
9) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 15 van 17 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (dossierpagina’s 1 102 tot en met 1 111);
10) Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 2] met nummer PL1300-2021229 386-49 van 7 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (dossierpagina 1 179 tot en met 1 180);
11) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 38 van 13 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (dossierpagina 1 181).
12) Een proces-verbaal herkenning vuurwerkresten met nummer PL1300-2021229386 van 19 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (dossierpagina 1 076 tot en met 1 092).

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 op of aan de woning gelegen aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk zwaar vuurwerk (model Cobra 6) tegen/nabij voornoemde woning ( [adres 1] ) te plaatsen/gooien en te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [adres 1] ) en de in die woning aanwezige goederen en de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden en de in die bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning ( [adres 1]
) aanwezige personen en/of de in de
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2
op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten/ramen van woningen (gelegen aan de [adres 1] en gelegen aan de [adres 2]
), die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd;
3
in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen, [aangever 2] en [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling en brandstichting door meermalen een stuk zwaar vuurwerk (model Cobra 6) tegen/nabij voornoemde woning (gelegen aan de [adres 1] ) te plaatsen en te ontsteken en tot ontploffing te brengen;
4
in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten meerdere stuks vuurwerk, model Cobra 6, voorhanden heeft gehad en tot ontbranding heeft gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

In het psychiatrisch onderzoek van 17 februari 2022 en het psychologisch onderzoek van 16 februari 2022 wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte lijdt aan autismespectrumstoornis, ernstige stoornis in alcoholgebruik en lichte stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en met name de autismespectrumstoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen. De autismespectrumstoornis is continu aanwezig. Het maakt dat verdachte moeite heeft om sociale situaties en de bedoelingen van anderen te begrijpen. De grens van wat goed en fout is wordt minder duidelijk, vooral wanneer hij onder druk wordt gezet. Hij is in sociale situaties minder sterk en kan dan niet goed voor zichzelf opkomen. Er is sprake van sociale naïviteit. Verdachte kan sociale situaties niet begrijpen en heeft beperkingen in moreel redeneren (bijvoorbeeld het niet adequaat en flexibel kunnen reageren op de boosheid van de ander om een conflict te vermijden). Hij heeft in zijn leven wel geleerd zich enigszins aan te passen, maar hij kan nog steeds niet goed loskomen van de druk of beïnvloeding door anderen. Vanwege zijn autismespectrumstoornis heeft hij regelmatig niet door wanneer mensen misbruik van hem maken. De keuzevrijheid wordt minder. De stoornis in alcoholgebruik (ernstig) en cannabisgebruik (licht) kunnen daarbij ook tot normvervaging hebben geleid.
De rechtbank neemt de adviezen over en maakt deze tot de hare.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 235 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden die in het reclasseringsrapport worden genoemd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de adviezen in de rapportages van de psychiater, psycholoog en de reclassering.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing door in de periode van één week tot drie keer toe een Cobra 6 af te steken bij de woning van aangevers en dit tegen hun huis te gooien. Hierbij zijn de ruiten/ramen van hun woning vernield, goederen in hun huis beschadigd en vernield en daarnaast een raam van de nabijgelegen portiekdeur. Gelet op de tijdstippen waarop verdachte dit deed was het goed mogelijk geweest dat aangevers als zij thuis waren geweest, zwaargewond hadden kunnen raken. Dit geldt ook voor de (schoon)zus van aangevers (die kort voor de eerste explosie in het huis verbleef), buren of passerende personen. Een Cobra 6 betreft immers zwaar vuurwerk, dat alleen door deskundigen mag worden afgestoken en een forse explosie teweeg kan brengen. Dit waren gerichte acties tegen aangevers, omdat zij een burenruzie hadden gehad met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In de WhatsApp-berichten tussen de drie verdachten wordt ook de homoseksuele geaardheid van aangevers benoemd en herhaaldelijk belachelijk gemaakt. De rechtbank kan zich daarom niet aan indruk onttrekken dat de geaardheid van de aangevers een zekere rol heeft gespeeld bij handelingen die tegen hen gericht waren. Wellicht werden aangevers, gelet op hun homoseksualiteit, als minder weerbaar gezien, waardoor verdachte en zijn medeverdachten meenden dat zij zich intimiderend op konden stellen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in uiterst kwetsende en beledigende bewoordingen aangevers hebben uitgescholden vanwege hun geaardheid. Ook verdachte zelf heeft zich meerdere malen via WhatsApp op grove wijze uitgelaten over de homoseksualiteit van aangevers. Dat aangevers dit ook zo hebben ervaren blijkt wel uit hun slachtofferverklaring. De rechtbank neemt dit verdachte dan ook zeer kwalijk en betrekt dit dan ook in strafverzwarende zin in de strafoplegging. Daar staat tegenover dat verdachte tijdens de zitting openheid heeft gegeven over wat hij heeft gedaan en dat hij zijn berouw heeft getoond. Ook dit weegt de rechtbank mee.
Het medeplegen van het veroorzaken van een ontploffing, de vernielingen, bedreigingen en voorhanden hebben en afsteken van zwaar vuurwerk zijn ernstige feiten die naast materiële schade ook gevoelens van onveiligheid en angst bij aangevers en de buren in hun straat hebben veroorzaakt. De rechtbank vindt dan ook in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf gepast voor deze feiten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee bij de op te leggen straf. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is, in verband met een eerdere veroordeling na het plegen van deze feiten. Verder houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemde rapporten van de psychiater en psycholoog en zal bij de strafoplegging rekening houden met de adviezen dat de feiten verdachte in verminderde mate moeten worden toegerekend. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van de reclassering van 20 april 2022 en 11 mei 2022. Hierin verwijst de reclassering eerst naar de conclusies van de voornoemde Pro Justitia-rapportages van de psychiater en psycholoog. Verder vermeldt het rapport – samengevat – dat gelet op de problematiek van verdachte een klinische behandeling is geïndiceerd als ook het opleggen van bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, een contact- en locatieverbod. Het risico op recidive wordt als gemiddeld-hoog ingeschat, het risico op letselschade als gemiddeld en het risico op onttrekking als laag-gemiddeld. Tot slot geeft de reclassering de rechtbank ter overweging mee om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bepalen.
Alles afwegend vindt de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. Duidelijk is dat verdachte zo snel mogelijk in een passende kliniek behandeld dient te worden. Daarom zal de rechtbank tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte anders opnieuw een strafbaar feit zal plegen, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.4
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1) 1 STK Vuurwerk (Omschrijving: PL1300-2021229386-6118574, ground maroon)
2) 1 STK Vuurwerk (Omschrijving: PL1300-2021229386-6118575, Cobra, aapb7745nl)
De officier van justitie heeft tot onttrekking van het verkeer gevorderd van deze voorwerpen.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.5
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 12.625,45,- aan vergoeding van materiële schade en € 750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
1. voor Noodvoorziening (aftimmering met hout)
2. € 3.075,54,- voor Glaszetter (vervanging gebroken ramen/opgeblazen ramen)
3. € 2.844,00,- voor Herstel houtwerk binnen en buiten (zwaar beschadigd door glasregen en kracht bom)
4. € 392,27,- voor Nieuwe bloembakken (opgeblazen door de vuurwerkbommen)
5. € 91,38,- voor Aarde, bloembollen en bloemen (opgeblazen door de vuurwerkbommen)
6. € 175,- voor Kapotte beeldjes in vensterbank (hoofd en ledematen zijn er vanaf gebroken)
7. €185,99,- voor Beschadigde platenspeler in vensterbank (defect door glas en modder)
8. € 1.758,91,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 1
9. € 1.850,30,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 2
10. € 1561,20,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 3
Van de materiële schade is reeds € 8.767,54 vergoed door de opstal- en inboedelverzekering. Er blijft in totaal dus nog € 4.607,90,- over aan schade dat niet is vergoed.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel en hoofdelijk kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [aangever 2] door het onder feiten 1 tot en met 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en aan de benadeelde partij [aangever 1] immateriële schade. De vorderingen zijn niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd voor zowel [aangever 2] als [aangever 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever 2] en [aangever 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14c, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 63, 157, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, het artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en het artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1: medeplegen van telkens opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
Feit 3: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd;
Feit 4: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vierhonderdtwintig (420) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 235 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit en/of indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich meldt bij Novadic Kentron reclassering, te [plaatsnaam] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- veroordeelde zich laat opnemen in FPA [locatie 1] (en wellicht in een later stadium in FPA [locatie 2] ) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- veroordeelde zich aansluitend op de klinische opname laat behandelen door een nader te noemen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling
.
- veroordeelde, aansluitend aan de klinische behandeling, verblijft bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde
houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld.
- veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [aangever 1] en/of [aangever 2] , wonend op de [adres 1] , , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- veroordeelde zich niet bevindt in de [straatnaam] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
,dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1) 1 STK Vuurwerk (Omschrijving: PL1300-2021229386-6118574, ground maroon)
2) 1 STK Vuurwerk (Omschrijving: PL1300-2021229386-6118575, Cobra, aapb7745nl)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van € 4.607,90 (vierduizend zeshonderdzeven euro en negentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] , aan de Staat van € 4.607,90 (vierduizend zeshonderdzeven euro en negentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2022.
[(...)]