6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tot ontploffing brengen van zwaar knalvuurwerk bij de voordeur en in de brievenbus bij een afhaal- bezorgrestaurant. De ontploffingen vonden ’s nachts plaats op het moment dat de bewoners in de woning boven het restaurant lagen te slapen. Door de ontploffingen is schade toegebracht aan het restaurant. Als gevolg van de ontploffing in de brievenbus is brand ontstaan. Door zo te handelen is niet alleen gemeen gevaar voor goederen ontstaan, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners die op het moment van de ontploffingen in de woning boven het restaurant aanwezig waren. Dat het gevaar en de schade uiteindelijk beperkt is gebleven, is louter te danken aan het optreden van de bewoner die de brand meteen heeft opgemerkt en heeft geblust, en geenszins aan het handelen van de verdachte. De bewoners hebben door het handelen van de verdachte voor hun leven gevreesd. En in zijn algemeenheid geldt, dat feiten als deze voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch rapport, gedateerd 17 oktober 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Samengevat blijkt uit het (test)psychologisch onderzoek dat betrokkene een man is met een psychotische kwetsbaarheid, die minstens eenmaal een psychose heeft doorgemaakt in 2012 onder invloed van overmatige stress en cannabisgebruik. Daarnaast is er sprake van een paniekstoornis en van stemmingsklachten. Betrokkene rapporteert dat hij in het afgelopen jaar last heeft van een soms niet te stoppen kritische gedachtestroom, die hem belemmert om de dingen te doen die hij moet doen. Een dergelijke intrusieve gedachtestroom kan passen bij een (forse) depressie maar mogelijk ook worden gezien als voorfase van psychotische ontregeling. Om hier meer zekerheid in te krijgen is beloopsdiagnostiek nodig.
Voorts is er eveneens sprake van een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik, waarvan de momentele ernst vanwege de inconsistente informatie niet kan worden gespecificeerd. Er zijn daarnaast aanwijzingen voor onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, in de vorm van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, emotie regulatieproblemen (hevige afweer van emoties), een instabiel zelfgevoel, rigiditeit en te hoge eisen stellen aan zichzelf.
Waarschijnlijk hebben de psychische problemen van betrokkene een rol gespeeld tijdens het ten laste gelegde, maar op welke manier en in welke mate kan niet precies worden bepaald.
Vanwege bovenstaande wordt geadviseerd om betrokkene het ten laste gelegde op minstens (licht) verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op de sociaal-maatschappelijke problemen en het mogelijke risico op psychotische ontregeling wordt een forensisch FACT team als meest passend geacht bij de problematiek van betrokkene. Geadviseerd wordt om de hierboven omschreven behandeling binnen een forensisch FACT team op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank rekent het bewezen verklaarde feit de verdachte daarom in verminderde mate toe.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 5 september 2023 en de aanvulling daarop van 4 december 2023. Uit het rapport van 4 december 2023 volgt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusie van de psycholoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een drugsverbod en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening. De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, omdat de verdachte hierdoor mogelijk zijn woning zal verliezen.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank is het bewezenverklaarde een zeer ernstig feit dat zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
De verdachte heeft ter zitting getoond dat hij het schadelijke inziet van zijn handelen en heeft zich berouwvol opgesteld. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich meewerkend opgesteld en heeft hij openheid van zaken gegeven. Hij heeft zich ingespannen om een passende dagbesteding te vinden en is onder bewind gesteld. De reclassering heeft de indruk dat als de verdachte zich op deze wijze blijft inzetten,
er de komende tijd een vaste structuur voor hem ontstaat, wat het risico op recidive aanzienlijk zal verminderen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij alle hulpverlening die hem wordt aangeboden zal aanvaarden, waaronder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht geen gepaste straf. Het is niet wenselijk om met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen. Doorkruising van deze ontwikkelingen acht de rechtbank ook niet in het belang van de maatschappij. Wel vindt de rechtbank het belangrijk dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 461 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk moet worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uren moet worden opgelegd.