ECLI:NL:RBNHO:2023:13926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
28 januari 2024
Zaaknummer
15/149052-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 september 2022 in Hoofddorp opzettelijk twee ontploffingen heeft teweeggebracht met zwaar knalvuurwerk. De ontploffingen vonden plaats bij een afhaal- en bezorgrestaurant, waarboven een woning was gesitueerd. De rechtbank oordeelde dat door de ontploffingen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners te duchten was. De verdachte heeft zwaar knalvuurwerk in de brievenbus van het restaurant geplaatst en ontstoken, wat leidde tot schade en brand. De rechtbank rekent het bewezenverklaarde in verminderde mate toe aan de verdachte, die psychische problemen heeft. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 461 dagen geëist, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank volgde dit advies en legde ook een taakstraf van 180 uren op. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/149052-23 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 december 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk twee, althans een ontploffing(en) teweeg heeft gebracht door (een) (zwa(a)r(e)) explosie(f)ven (een Cobra 6 en/of een onbekend stuk vuurwerk), in/tegen/nabij een pand, gelegen aan [adres] te plaatsen/gooien en/of in de brievenbus van voornoemd pand te steken en/of te ontsteken en/of tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd pand en/of de in dat pand aanwezige goederen en/of de naastgelegen/omringende panden en/of de in die naastgelegen/omringende panden en/of de in die naastgelegen/omringende panden aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de in voornoemd pand aanwezige [slachtoffer] en/of een of meer andere(n) in voornoemd pand en/of in de naastgelegen/omringende panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval levensgevaar voor een ander en/of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemd pand aanwezige [slachtoffer] en/of een of meer andere in voornoemd pand en/of in de naastgelegen/omringende panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, en heeft daaraan toegevoegd dat door verdachtes handelen gemeen gevaar voor goederen en gemeen gevaar voor personen te duchten was.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er een bewezenverklaring kan volgen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Niet kan worden bewezen dat sprake is van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij degenen die in het pand aanwezig waren. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake was van voor anderen te duchten levensgevaar.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat door de ontploffingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 157 Sr is slechts vereist dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van een ontploffing. Het opzet hoeft niet gericht geweest te zijn op het teweegbrengen van de in sub 1-3 van dat artikel genoemde gevolgen. Het gaat om de vraag of naar algemene ervaringsregels het te duchten gevaar voor de verdachte voorzienbaar was bij het verrichten van de verboden gedraging.
De verdachte heeft ’s nachts omstreeks 06:15 uur twee ontploffingen teweeggebracht bij een bezorg- en afhaalrestaurant. Eén ontploffing heeft plaatsgevonden met een Cobra 6 aan de voorzijde van het restaurant waarbij een ruit is verbroken. De andere ontploffing heeft plaatsgevonden met een onbekend gebleven stuk zwaar knalvuurwerk in de brievenbus aan de zijkant van het restaurant. Boven het restaurant was een woning gesitueerd. Ten tijde van de ontploffingen lag de eigenaar van het restaurant met zijn partner in de woning boven het restaurant te slapen. Door de ontploffing in de brievenbus zijn een poster, delen van de gipsen muur en muurtegels die aan de binnenzijde van het pand rondom en over de brievenbusopening hadden gezeten, het pand in geblazen. In de brievenbus is ook brand ontstaan. Aan houten constructiedelen en isolatiemateriaal was beroeting en andere brandschade zichtbaar. Nadat de bewoner een melding kreeg van de bewegingsmelder in het restaurant hoorde hij twee ontploffingen en is hij meteen naar beneden gegaan. De bewoner zag dat de poster die bij de brievenbus hing in brand stond en heeft de brand meteen geblust. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de brand, mocht deze later zijn ontdekt, zich had uitgebreid naar de rest van het restaurant en de bovengelegen woning, waardoor er gemeen gevaar voor personen te duchten is geweest.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het tot ontploffing brengen van zwaar knalvuurwerk in de brievenbus van het restaurant waarboven een woning is gesitueerd en de bewoners lagen te slapen, dusdanig gevaarlijk is dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, aangezien er brand in het restaurant is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dit gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was voor de verdachte.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 september 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk twee ontploffingen teweeg heeft gebracht door zware explosieven (een Cobra 6 en een onbekend stuk vuurwerk), in/tegen een pand, gelegen aan [adres] te gooien en in de brievenbus van voornoemd pand te steken en te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd pand en de in dat pand aanwezige goederen en
- levensgevaar voor de in voornoemd pand aanwezige [slachtoffer] en een ander in voornoemd pand en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemd pand aanwezige [slachtoffer] en een ander in voornoemd pand te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij het formuleren van de gevorderde straffen rekening gehouden met de conclusie van psycholoog dat het bewezenverklaarde de verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 461 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft zij gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tot ontploffing brengen van zwaar knalvuurwerk bij de voordeur en in de brievenbus bij een afhaal- bezorgrestaurant. De ontploffingen vonden ’s nachts plaats op het moment dat de bewoners in de woning boven het restaurant lagen te slapen. Door de ontploffingen is schade toegebracht aan het restaurant. Als gevolg van de ontploffing in de brievenbus is brand ontstaan. Door zo te handelen is niet alleen gemeen gevaar voor goederen ontstaan, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners die op het moment van de ontploffingen in de woning boven het restaurant aanwezig waren. Dat het gevaar en de schade uiteindelijk beperkt is gebleven, is louter te danken aan het optreden van de bewoner die de brand meteen heeft opgemerkt en heeft geblust, en geenszins aan het handelen van de verdachte. De bewoners hebben door het handelen van de verdachte voor hun leven gevreesd. En in zijn algemeenheid geldt, dat feiten als deze voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch rapport, gedateerd 17 oktober 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Samengevat blijkt uit het (test)psychologisch onderzoek dat betrokkene een man is met een psychotische kwetsbaarheid, die minstens eenmaal een psychose heeft doorgemaakt in 2012 onder invloed van overmatige stress en cannabisgebruik. Daarnaast is er sprake van een paniekstoornis en van stemmingsklachten. Betrokkene rapporteert dat hij in het afgelopen jaar last heeft van een soms niet te stoppen kritische gedachtestroom, die hem belemmert om de dingen te doen die hij moet doen. Een dergelijke intrusieve gedachtestroom kan passen bij een (forse) depressie maar mogelijk ook worden gezien als voorfase van psychotische ontregeling. Om hier meer zekerheid in te krijgen is beloopsdiagnostiek nodig.
Voorts is er eveneens sprake van een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik, waarvan de momentele ernst vanwege de inconsistente informatie niet kan worden gespecificeerd. Er zijn daarnaast aanwijzingen voor onderliggende persoonlijkheidsproblematiek, in de vorm van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, emotie regulatieproblemen (hevige afweer van emoties), een instabiel zelfgevoel, rigiditeit en te hoge eisen stellen aan zichzelf.
Waarschijnlijk hebben de psychische problemen van betrokkene een rol gespeeld tijdens het ten laste gelegde, maar op welke manier en in welke mate kan niet precies worden bepaald.
Vanwege bovenstaande wordt geadviseerd om betrokkene het ten laste gelegde op minstens (licht) verminderde mate toe te rekenen.
Gelet op de sociaal-maatschappelijke problemen en het mogelijke risico op psychotische ontregeling wordt een forensisch FACT team als meest passend geacht bij de problematiek van betrokkene. Geadviseerd wordt om de hierboven omschreven behandeling binnen een forensisch FACT team op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank rekent het bewezen verklaarde feit de verdachte daarom in verminderde mate toe.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 5 september 2023 en de aanvulling daarop van 4 december 2023. Uit het rapport van 4 december 2023 volgt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusie van de psycholoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een drugsverbod en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening. De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, omdat de verdachte hierdoor mogelijk zijn woning zal verliezen.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank is het bewezenverklaarde een zeer ernstig feit dat zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
De verdachte heeft ter zitting getoond dat hij het schadelijke inziet van zijn handelen en heeft zich berouwvol opgesteld. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich meewerkend opgesteld en heeft hij openheid van zaken gegeven. Hij heeft zich ingespannen om een passende dagbesteding te vinden en is onder bewind gesteld. De reclassering heeft de indruk dat als de verdachte zich op deze wijze blijft inzetten,
er de komende tijd een vaste structuur voor hem ontstaat, wat het risico op recidive aanzienlijk zal verminderen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij alle hulpverlening die hem wordt aangeboden zal aanvaarden, waaronder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht geen gepaste straf. Het is niet wenselijk om met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen. Doorkruising van deze ontwikkelingen acht de rechtbank ook niet in het belang van de maatschappij. Wel vindt de rechtbank het belangrijk dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 461 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk moet worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
461 (vierhonderd éénenzestig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
360 (driehonderdzestig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3(
drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich volgens afspraak moet melden bij Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60 te Haarlem, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het
reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- meewerkt aan een ambulante behandeling, uitgevoerd door de Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
90 (negentig) dagenhechtenis.
Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. E.M.L. Warmoeskerken, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.