3.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/700089-19 feit 1, Parketnummer 03/866045-20 feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen
In de nacht van 30 november 2019 omstreeks 3:15 uur hoort getuige [naam 1] , wonende aan de [adres 2] , twee harde knallen binnen vijf minuten na elkaar, gevolgd door glasgerinkel.
Ter plaatse constateren verbalisanten dat er bij het appartement [adres 5] , op de galerij voor het appartement een grote hoeveelheid gebroken glas en glasscherven liggen. De voordeur van de het pand is verbroken. Het woonkamerraam en het raam rechts van de voordeur waren eruit gesprongen. In de kunststof kozijnen waren sporen te zien, die afkomstig lijken te zijn van een explosie. In de woonkamer treffen zij een ijzeren kan aan, waaruit zwarte vloeistof drupt. Deze zwarte vloeistof is over het meubilair en de vloer gegoten. In een stoel in de woonkamer wordt een rood breekijzer aangetroffen.Er zitten werktuigsporen op de voordeur, vermoedelijk afkomstig van het breekijzer.De vloer van de galerij was ter hoogte van het perceel over de gehele breedte ter hoogte van het woonkamer- en keukenraam bezaaid met ruitscherven. Tevens lagen er glasscherven vier verdiepingen lager op de (begane) grond, verspreid op de openbare weg aan de achterzijde van het appartementencomplex ter hoogte van perceel [nummer 1] .
Bij het technisch onderzoek worden kruitresten en glasscherven aangetroffen zowel binnen als buiten het appartement. Uit het onderzoek blijkt dat er twee explosies hebben plaatsgevonden, op beide vensterbanken in de woning. De explosies zijn veroorzaakt door het aansteken van vuurwerk, in dit geval Cobra’s6 voorzien van een verlengd lont waardoor de tijd tussen het aansteken van het lont en de explosie wordt verruimd. Door de explosies zijn er brandplekken ontstaan op de vensterbanken en zijn de ruiten alsmede de kozijnen gebroken en ontzet. Er wordt nog een niet ontplofte Cobra6 aangetroffen waarvan het lont was verlengd door middel van een sterretje. Het sterretje was halverwege gebroken en niet opgebrand, waardoor deze Cobra-6 niet tot ontploffing is gekomen.
Het NFI heeft naar dit niet ontplofte explosief een onderzoek ingesteld en vastgesteld dat de vertraging van de ontsteking door middel van het sterretje en het (verleng)lont, tezamen drie minuten en 29 seconden bedraagt. Wanneer een Cobra 6 tot ontploffing komt, ontstaat er gevaar voor personen en/of goederen. De kans op a) het ontbranden van licht ontvlambare materialen, b) gehoorschade en c) letsel door glasscherven als gevolg van de ontploffing bestaat zowel binnen als buiten de woning. De ontploffing van een Cobra 6 tegen de binnenzijde van een raam met dubbel glas doet een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes ontstaan aan de buitenzijde van de woning, die tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden van personen die buiten de woning bevinden.
Uit de camerabeelden van het appartementencomplex blijkt dat er rond 2:46 uur een man en een vrouw samen het appartementencomplex binnenkomen. De man heeft een bigshopper van winkelketen Action bij zich waarin een voorwerp zit en de vrouw een plastic Hema tas. Om 3:10:46 uur komt de vrouw teruggelopen waarbij zij het appartementencomplex verlaat via de zijuitgang. De man komt om 3:11:04 uur terug gerend en verlaat via de hoofdingang het appartementencomplex. Er worden geen datum en tijdverschillen tussen beide camerasystemen geconstateerd.De wijkagent [naam 2] herkent beide personen als zijnde de verdachte en als de medeverdachte [naam 3] .
Bij de doorzoeking van de woonwagen van medeverdachte [naam 3] op 30 november 2019 worden aangetroffen onder meer een bigshopper Action, een groen lont dat was vastgemaakt aan sterretjesvuurwerk, pakjes sterretjes en 17 groene lonten.
Uit onderzoek is gebleken dat de zwarte substantie in de Action tas overeenkomt met de motorolie zoals aangetroffen in het appartement aan de [straat] . Daarnaast is boven op de koelkast een ploertendoder aangetroffen.
Door de bewoner, [slachtoffer](hierna [slachtoffer] ) en de verhuurder [naam 4] ,is aangifte gedaan van vernieling van het appartement.
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met de medeverdachte [naam 3] naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Zij hebben samen vuurwerk geplaatst, Cobra 6 met verlengde lonten. Ze hebben (opgedroogde) olie meegenomen en wilde daarmee de spullen van [slachtoffer] vernielen.De verdachte heeft bij het politieverhoor verklaard dat zij een breekijzer bij zich hadden om de deur open te breken en dat hij zelf de olie heeft gegoten over de meubels en de vloer en daarna de Cobra’s-6 heeft geplaatst en ontstoken.
De medeverdachte [naam 3] heeft verklaard dat zij samen met de verdachte naar de woning van [slachtoffer] is gegaan met in de Hema tas een muts en handschoenen. Zij heeft de muts opgedaan en de handschoenen aangetrokken voordat ze naar binnen ging om geen DNA-sporen achter te laten. Daarnaast hadden zij een breekijzer en een kan olie meegenomen, waarmee zij de vloer wilden vernielen. [naam 3] heeft verklaard dat zij geen sleutel van de woning had en zonder toestemming in de woning van [slachtoffer] is geweest.
Medeplegen
De verdediging heeft gesteld dat er geen sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, gelet op hun beider verklaringen.
De rechtbank is echter van oordeel dat er wel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van alle feiten. De verdachte en de medeverdachte zijn bewust samen midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Daar aangekomen hebben zij tassen bij zich waarin onder andere een ijzeren kan met motorolie en een breekijzer zit. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij samen naar de woning zijn gegaan om vernielingen aan te richten en dat zij samen vuurwerk hebben geplaatst. De medeverdachte verklaart dat zij een muts en handschoenen aantrok om geen sporen achter te laten en dat zij in de tas een ijzeren kan met olie bij zich had om de vloer kapot te maken. Binnen deze context is het niet geloofwaardig dat het tot ontploffing brengen van het vuurwerk en de vernielingen enkel door de verdachte en buiten medeweten van de medeverdachte zijn verricht. Daar komt nog bij dat de verdachte en de medeverdachte samen ruim een half uur samen in het appartementencomplex verbleven en in minder dan een halve minuut na elkaar het appartementencomplex verlaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake was van een gezamenlijk plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Dat de medeverdachte mogelijk minder uitvoeringshandelingen heeft verricht dan de medeverdachte maakt dat niet anders.
Tussenconclusie feit 1
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande, bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte op 30 november 2019 opzettelijk ontploffingen teweeg heeft gebracht in de woning van [slachtoffer] , gelegen aan [adres 5] door willens en wetens meerdere stukken aangestoken vuurwerk, Cobra’s-6 in de vensterbank te plaatsen.
Gemeen gevaar voor goederen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er door de ontploffingen gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door Cobra’s-6, voor de ramen van de woning te plaatsen en aan te steken, was schade aan de woning voorzienbaar. Het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade aan de ramen en de kozijnen van de woning is ontstaan.
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onderdeel ‘levensgevaar’, nu daarvan onvoldoende blijkt uit het rapport van het NFI en ook anderszins niet is aangetoond dat er in dit geval sprake is geweest van levensgevaar voor personen in of in de naaste omgeving van het appartementencomplex.
De rechtbank is van oordeel dat wel reëel gevaar te duchten was dat personen op de galerij of op de begane grond door de explosie en de (vallende) glasscherven ernstig letsel hadden kunnen oplopen.
Er zijn meerdere Cobra’s-6 ontploft op de vensterbanken en tegen de ramen van de woning van [slachtoffer] . De woning maakt deel uit van een appartementencomplex. Het appartement bevindt zich ongeveer in het midden van de galerij op de vierde verdieping. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat zich zowel op de galerij als op de begane grond veel glasscherven bevonden. Het NFI heeft gerapporteerd dat er door de ontploffingen van deze explosieven gevaar voor personen is ontstaan. De kans op a) het ontsteken van licht ontvlambare materialen, b) gehoorschade en c) letsel door glasscherven geldt zowel binnen als buiten de woning. Een ontploffende Cobra-6 geeft tegen de binnenkant van een raam van dubbel glas een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes buiten de woning die tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden voor personen die zich daar bevinden.
Van Cobra’s 6 is bekend dat zij een luide knal teweeg brengen. Nu er in de nacht meerdere ontploffingen consecutief na achter elkaar hebben plaatsgevonden met enige tijd daartussen, is de rechtbank van oordeel dat het voorzienbaar was dat bewoners van het appartementencomplex af zouden komen op de eerste luide knal, zodat er een reëel gevaar te duchten was dat ten tijde van de tweede ontploffing zich personen op de galerij zouden bevinden die als gevolg van de ontploffing en glasscherven ernstig letsel zouden oplopen. Bovendien blijkt uit de camerabeelden dat er zich ook andere personen in het appartementencomplex bevonden. Dat zich uiteindelijk op het moment van de twee ontploffingen niemand daadwerkelijk op de galerij of op de straat onder het appartement bevond is een groot geluk, maar doet niets af aan het reële gevaar dat is ontstaan door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte.
Daarbij is niet noodzakelijk dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het gaat erom dat het gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat daarvan onder voornoemde omstandigheden in dit het geval sprake is geweest.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte en de medeverdachte samen de ontploffingen teweeg hebben gebracht waardoor gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.
Parketnummer 03/866045-20
Feit 1
De rechtbank is op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verhuurder [naam 4] , de bevindingen van de politie over het aantreffen van de goederen en de verklaring van de verdachte van oordeel dat de verdachte het meubilair, de vloer en de wand heeft vernield. Uit de aangiftes van [slachtoffer] en de verhuurder [naam 4] blijkt dat [slachtoffer] de huurder is van het appartement. Uit de beschrijving van het appartement door de politie en de foto’s in het dossier blijkt dat het appartement is ingericht en in gebruik is.
De rechtbank heeft hiervoor bij feit 1 overwogen waarom zij van oordeel is dat er sprake is van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte zonder toestemming in de nachtelijke uren in de woning van [slachtoffer] is geweest. Hij heeft verklaard dat zij een breekijzer hadden meegenomen maar toen ze bij de woning aankwamen de deur van de woning al open was. De verdachte geeft aan dat dit waarschijnlijk gekomen is omdat de politie kort daarvoor een inval bij [slachtoffer] had gedaan. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig, omdat het vaste werkwijze van de politie is om na een inval zorg te dragen voor deugdelijke afsluiting. In de woning is op een stoel een breekijzer aangetroffen en op de voordeur zijn werktuigsporen aangetroffen die vermoedelijk overeenkomen met een breekijzer. De rechtbank komt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen dan ook tot het oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte zonder toestemming en door middel van braak de woning zijn binnengedrongen.
Parketnummer 03/866045-20 feit 3
Bewijsmiddelen
Op 30 november 2020 wordt bij de doorzoeking op [adres 4] in de woonwagen van medeverdachte [naam 3] op de koelkast een ploertendoder aangetroffen.De ploertendoder betreft een wapen als bedoeld in categorie I, onder 3 Wet Wapens en munitie.De verdachte heeft verklaard dat hij ook altijd in de woonwagen van de medeverdachte kwam en met enige regelmaat sliep en dat hij wist dat de ploertendoder op de ijskast lag.
Bewijsoverweging
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij wist dat ploertendoder op het koelkast in de woonwagen van medeverdachte [naam 3] lag. De ploertendoder lag open en bloot in het zicht op de koelkast. De verdachte verklaarde dat hij verbleef op het woonwagenkamp en met enige regelmaat sliep in de woonwagen vanwege de veiligheid van de medeverdachte. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte sliep in de woonwagen, nu zijn eigen woonwagen onbewoonbaar was. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee net als de medeverdachte de beschikkingsmacht over de ploertendoder had.