ECLI:NL:RBLIM:2023:3966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
03.079040.23 en 03.034728.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd, heeft de rechtbank Limburg op 5 juli 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft twee parketnummers: 03.079040.23 en 03.034728.23. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag door het slachtoffer, [Slachtoffer 1], met een schaar in het gezicht te steken, en van diefstal in vereniging. Tijdens de zitting op 21 juni 2023 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en heeft de officier van justitie vrijspraak van poging tot doodslag gevorderd, maar bewezenverklaring van zware mishandeling en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 maart 2023 het slachtoffer heeft verwond met een schaar, wat resulteerde in een snijwond van ongeveer zeven centimeter op de linkerwang. De rechtbank oordeelde dat er geen opzet op de dood van het slachtoffer was, waardoor de poging tot doodslag niet bewezen kon worden. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan zware mishandeling, omdat het letsel als zwaar lichamelijk letsel werd gekwalificeerd. Voor de diefstal in vereniging werd ook een bewezenverklaring afgegeven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op en veroordeelde de verdachte tot betaling van € 1.500,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De in beslag genomen schaar en priem werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.079040.23 en 03.034728.23 (ter terechtzitting gevoegd)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 05 juli 2023
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [Geboortedatum] 1999,
gedetineerd in [Adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juni 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [Slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.079040.23
heeft geprobeerd [Slachtoffer 1] te doden, dan wel aan die [Slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die [Slachtoffer 1] met een schaar in diens gezicht te steken/snijden;
Parketnummer 03.034728.23
samen met een ander etenswaren heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03.079040.23
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van poging tot doodslag en tot bewezenverklaring van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Parketnummer 03.034728.23
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van diefstal in vereniging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03.079040.23
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van poging tot doodslag. Volgens de raadsman kan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wel worden bewezen.
Parketnummer 03.034728.23
Diefstal in vereniging kan volgens de raadsman worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.079040.23 [1]
De bewijsmiddelen:
[Slachtoffer 1]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt: [2]
Op 20 maart 2023, omstreeks 20.15 uur, zat ik op mijn kamer in het AZC in [Locatie 1] , toen [Verdachte] mijn kamer op kwam gelopen. [Verdachte] vroeg wat ik aan het doen was. Ik zei dat ik iets aan het bekijken was. [Verdachte] zei dat ik hem mee moest laten kijken en dit deed ik. Hij stak mij vervolgens (…) in mijn gezicht. Hij heeft mij aan de linkerkant van mijn hoofd, op mijn wang, gestoken.
De verdachte verklaarde tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 22 maart 2023 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 20 maart 2023 heb ik aangever geslagen met een schaar op zijn kamer in het AZC. Ik had de schaar in mijn rechterhand vast. De punt van de schaar wees naar rechts en ik maakte een horizontale beweging naar links en in die beweging draaide ik de scherpe zijde naar links. [3]
De geneeskundige verklaring betreffende [Slachtoffer 1] vermeldt dat:
  • sprake is van een snijverwonding op de linkerwang van ongeveer zeven centimeter;
  • de wond op de SEH is gespoeld en in lagen is gehecht;
  • [Slachtoffer 1] een litteken ter plaatse zal behouden.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de hiervoor weergeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte naar de aangever is toegegaan en hem in zijn gezicht heeft gesneden met een schaar.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte daarmee heeft getracht de aangever van het leven te beroven of dat hij hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Poging tot doodslag:
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte minimaal voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank oordeelt dat opzet, ook in voorwaardelijke vorm, bij de verdachte op het doden van het slachtoffer niet aanwezig is. Daarmee acht de rechtbank poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen. Gelet hierop zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Toebrengen zwaar lichamelijk letsel:
De vraag die vervolgens, in het kader van het subsidiair tenlastegelegde, dient te worden beantwoord, is of de verdachte aan het slachtoffer [Slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd (Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051).
De aangever heeft ten gevolge van het handelen van de verdachte een snijverwonding op de linkerwang van ongeveer zeven centimeter opgelopen. Door deze verwonding zal het slachtoffer blijvend letsel in de vorm van een litteken op zijn linkerwang overhouden. Ook gezien de plaats van het litteken, zichtbaar in het gezicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daarmee acht de rechtbank het subsidiaire tenlastegelegde – toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 03.034728.23 [5]
De rechtbank oordeelt dat diefstal in vereniging bewezen kan worden op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • Proces-verbaal van aangifte namens supermarkt [Slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2023, p. 10.
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.079040.23
Subsidiair: op 20 maart 2023 in de gemeente Maastricht aan [Slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond in het gezicht, heeft toegebracht door die [Slachtoffer 1] met een schaar in diens gezicht te snijden.
Parketnummer 03.034728.23
Op 4 februari 2023 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander etenswaren die geheel aan [Slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.079040.23
Subsidiair:
zware mishandeling
Parketnummer 03.034728.23
diefstal in vereniging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van voorarrest. Daartoe heeft zij onder meer verwezen naar een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:3965).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, dan wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Daartoe heeft hij onder meer verwezen naar vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:10595) en de rechtbank
Midden-Nederland van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1979). Daarbij heeft hij verzocht rekening te houden met het door de verdachte geschetste scenario, inhoudende dat hij al lange tijd werd gekwetst en betast door het slachtoffer en geen andere uitweg meer zag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [Slachtoffer 1] door hem met een schaar in het gezicht te snijden. Hierbij heeft [Slachtoffer 1] een snijwond in het gezicht opgelopen, met een blijvend en zichtbaar litteken tot gevolg. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
De ernst van de feiten rechtvaardigt zonder meer dat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd. Uit de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting volgt dat het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, in beginsel wordt bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
Hoewel de door verdachte geschetste aanleiding van het snij incident niet nader is onderzocht, kan de rechtbank niet uitsluiten dat het incident is voorafgegaan door een nare situatie voor verdachte. In verdachtes nadeel pleit dat hij in februari 2023 ook is veroordeeld wegens mishandeling. Tot slot is hij na het plegen van de winkeldiefstal nog tweemaal wegens winkeldiefstal veroordeeld, waardoor art. 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven maanden voor beide feiten een gepaste en geboden sanctie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 3.400,- aan immateriële schade ter zake van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (parketnummer: 03-079040-23). De benadeelde partij verzoekt het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en verzoekt de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.250,-. Daartoe heeft zij verwezen naar het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 mei 2021(ECLI:NL:RBMNE:2021:1979).
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen ten gevolge van het bewezenverklaarde feit (zware mishandeling). Uit hetgeen de benadeelde partij ten grondslag heeft gelegd aan de vordering leidt de rechtbank af dat het feit een grote impact heeft gehad op de benadeelde partij en dat hij naast een blijvend litteken ook geestelijk schade heeft opgelopen. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 1.500,-. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de vordering deels toewijzen tot genoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor zover de vordering het toe te wijzen bedrag overstijgt, is de rechtbank van oordeel dat een juiste beoordeling daarvan nader onderzoek vergt naar onder meer de aanleiding van het incident en de gevolgen bij het slachtoffer. Een aanhouding van de behandeling van de zaak daartoe levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [Slachtoffer 1] de schadevergoedingsmaatregel opleggen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

8.Het beslag

In het politieonderzoek naar de zware mishandeling is in de buurt van de plaats delict een schaar en een priem aangetroffen en in beslag genomen.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen schaar en priem verbeurd verklaren. De schaar en de priem zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat de zware mishandeling is begaan met behulp van de schaar en is voorbereid met behulp van de priem. De verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard de priem bij zich te hebben gedragen voor het geval de vrienden van het slachtoffer hem zouden aanvallen. De rechtbank kan verder niet vaststellen aan wie de schaar en de priem toebehoren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het in de zaak 03.079040.23 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het in de zaak 03.079040.23 subsidiair en het in de zaak 03.034728.23 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het in de zaak 03.079040.23 subsidiaire feit en het feit in de zaak 03.034728.23 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 1] , van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [Slachtoffer 1] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Beslag

- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • schaar (G1592210);
  • priem (G1592208).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 05 juli 2023.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.079040.23
hij op of omstreeks 20 maart 2023 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven, met dat opzet die [Slachtoffer 1] met een schaar, in elk geval met een scherp en/of
puntig voorwerp, in diens gezicht heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2023 in de gemeente Maastricht aan [Slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snij- of steekwond in het
gezicht, heeft toegebracht door die [Slachtoffer 1] met een schaar, in elk geval met een
scherp en/of puntig voorwerp, in diens gezicht te steken en/of te snijden;
Parketnummer 03.034728.23
hij, op of omstreeks 4 februari 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
etenswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 13 en 15, gesloten d.d. 14 april 2023 en 10 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 134.
2.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] d.d. 20 maart 2023, p. 15.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 maart 2023, p. 99-101.
4.Proces-verbaal van aanvraag medische informatie d.d. 23 maart 2023, p. 127.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, zaakregistratienummer [Nummer] , gesloten d.d. 7 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 34.