4.3.Het oordeel van de rechtbank
Gebruik verklaring [slachtoffer]
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. De onderbouwing van dit standpunt komt er -kort gezegd- op neer dat [slachtoffer] niet consistent heeft verklaard over het voorwerp waarmee hij gestoken of gesneden is en dit voorwerp niet goed heeft kunnen omschrijven.
De rechtbank overweegt als volgt. Het enkele feit dat [slachtoffer] het voorwerp waarmee hij is gesneden en het voorwerp waarmee hij is gestoken niet precies kan omschrijven, maakt niet dat zijn verklaringen onbetrouwbaar zijn. Vaststaat dat [slachtoffer] verwond is. [slachtoffer] is in de nacht in zijn slaap aangevallen. Dit maakt ook dat hij niet precies heeft kunnen vertellen over wat er is gebeurd. In de kern heeft [slachtoffer] consistent verklaard en zijn verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank komt gelet op vorenstaande tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank zal deze voor verdachte belastende verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2020 in zijn kamer in [woonplaats] lag te slapen en dat hij wakker werd omdat hij door [verdachte] bij zijn keel werd gepakt.[verdachte] heeft aangever verwond op zijn hoofd, van de achterkant tot aan de voorkant. [verdachte] heeft aangever ook in zijn oor gesneden en aan zijn beide benen verwond. [verdachte] had iets wat op een mes of een schaar leek én hij had iets in zijn mond. Toen aangever wakker werd zag hij dat [verdachte] iets, waarmee [verdachte] hem in zijn gezicht heeft gesneden, in zijn mond stopte. Aangever heeft verklaard dat het niet anders kan zijn dan dat de wonden in zijn gezicht door een scheermesje zijn toegebracht. Op het been was het met een stekend wapen. Aangever heeft bij de rechter-commissaris op 8 februari 2021 verklaard dat hij van de wonden in zijn gezicht en achter zijn oor nog steeds littekens heeft.
[verdachte] betreft [verdachte] , geboren op [1990] te Algerije.
Op camerabeelden is te zien dat vlak na het incident een man, waarvan het signalement voldeed aan het signalement dat door aangever van de dader was opgegeven, het [pand] uitrent.Dit signalement kwam nagenoeg overeen met verdachte tijdens zijn aanhouding.
Verdachte heeft verklaard dat hij ruzie heeft gehad met het slachtoffer.
De verwondingen van aangever zijn onderzocht. Uit dit onderzoek bleken de volgende letsels:
- een langwerpige beschadiging van de huid van circa 4.5 centimeter lang, op de rechterwang.
- een beschadiging van de huid op het rechter oor, welke reeds was gehecht.
- een scherprandige doorklieving van de huid van circa 1 centimeter lang op het linker bovenbeen aan de achterzijde
- nog een scherprandige doorklieving van de huid van circa 1 centimeter lang op het rechter bovenbeen aan de achterzijde.
De verwondingen van aangever op zijn gezicht en achter zijn oor passen goed bij de door aangever opgegeven toedracht en de verwondingen van aangever op zijn bovenbenen passen mogelijk bij de door hem opgegeven toedracht.
Overwegingen
Het verweer van de verdediging dat verdachte niet degene is geweest die een confrontatie met aangever heeft gehad, wordt weersproken door bovenstaande bewijsmiddelen. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij ruzie heeft gehad met aangever, aangever heeft verklaard dat verdachte hem de verwondingen heeft toegebracht en vlak na het incident is op de camerabeelden te zien dat een man met (nagenoeg) hetzelfde signalement als verdachte bij zijn aanhouding, wegrent van het [pand] .
De rechtbank vindt daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verwondingen bij aangever heeft toegebracht door middel van een scherp voorwerp. Aangever heeft verklaard dat hij in zijn gezicht is gesneden met – vermoedelijk – een scheermesje en dat de verwondingen aan zijn benen met een stekend wapen zijn toegebracht. Deze verklaring wordt ondersteund door de beschrijving van het letsel, de foto’s en door het Letselrapport Forensische Geneeskunde.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte door het toebrengen van de verwondingen met een scherp voorwerp opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangever. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Verdachte zelf ontkent dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het snijden met een (scheer)mesje in het gezicht/achter het oor en het met een scherp voorwerp steken aan de achterzijde van de bovenbenen niet zonder meer een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Het dossier bevat daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Subsidiair is aan verdachte zware mishandeling van aangever tenlastegelegd. De rechtbank moet bij de beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde de vraag beantwoorden of het letsel van aangever moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Bij die beoordeling kan worden betrokken of er restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank overweegt dat aangever door het handelen van verdachte onder meer een 4,5 centimeter lange wond in zijn gezicht heeft opgelopen en een wond achter en op zijn oor. Deze laatste wond is gehecht. Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 8 februari 2021 heeft aangever verklaard dat hij van de verwondingen aan zijn gezicht en oor nog steeds littekens heeft. De rechtbank is van oordeel dat deze littekens, mede gelet op de locatie daarvan, dusdanig ontsierend zijn dat deze moeten worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte door met een scherp voorwerp in het gezicht/de hals van aangever te snijden in elk geval voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. De rechtbank oordeelt het subsidiair tenlastegelegde dan ook bewezen.
Hoewel de rechtbank ook bewezen acht dat verdachte aangever daarnaast met een scherp voorwerp in zijn been heeft gestoken, levert het daardoor ontstane letsel geen zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit onderdeel vrij.