Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het gaat in deze zaak om de sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Deze bepaling maakt het mogelijk – kort gezegd – om een woning te sluiten als vanuit die woning hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
3. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning (die eigendom is van zijn vader). Naar aanleiding van enkele meldingen uit de buurt over stankoverlast (hennepgeur) is een onderzoek gestart naar de woning. Op 4 november 2022 is de woning doorzocht en is in de woonkamer (in een plastic bak) 2.300 gram gedroogde hennep aangetroffen. Verder werden een (grotere) weegschaal en sealbags gevonden. In de achtertuin stonden ook 17 potten met gedroogde hennepplanten; deze planten waren wel nog groen, maar er was niets meer vanaf te halen. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in de bestuurlijke rapportage van 7 november 2022.
4. Vanwege deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat een handels-hoeveelheid hennep in de woning aanwezig was en besloten (nadat verzoeker een zienswijze kon geven op het voornemen daartoe) de woning te sluiten voor drie maanden. In bezwaar heeft de burgemeester deze sluiting gehandhaafd.
5. Gelet op de aard van de zaak – woningsluiting – neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang in deze zaak aan. Verzoeker moet immers zijn woning verlaten en heeft dan drie maanden lang geen toegang meer tot zijn woning.
6. Zoals ter zitting is besproken, kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen op het beroep. Dit staat in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb en wordt ‘kortsluiten’ genoemd. Partijen hebben ter zitting verklaard akkoord te gaan met eventueel ‘kortsluiten’. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
7. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
8. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (de Beleidsregel) vastgesteld. Volgens deze Beleidsregel wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van drie maanden als bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs of indien sprake is van voorbereidingshandelingen softdrugs.
9. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) uiteen heeft gezet in acht te worden genomen. Zoals de Afdeling al vaker heeft overwogen moet de burgemeester bij de besluitvorming alle omstandigheden van het geval betrekken, ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Daarbij moet worden bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
10. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765, heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen: voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs, of vijf (hennep)planten (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen. 11. Ook volgt uit vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1276) dat als het om een geringe overschrijding van de grens van 5 gram softdrugs gaat, en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het gaat om een hoeveelheid voor eigen gebruik of om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, dan toch geen bevoegdheid om handhavend op te treden bestaat. Dat kan het geval zijn als de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik dat een geringe overschrijding van de 5 gram-grens vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. 12. Verzoeker betwist dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, omdat hij de hennep zelf in zijn achtertuin heeft geteeld voor eigen (medicinaal) gebruik. Vanwege zijn medische situatie rookt verzoeker 10-15 joints per dag. Hij is financieel niet in staat zijn dagelijkse dosis hennep bij een coffeeshop te kopen. Omdat de hennepplanten maar één keer per jaar geoogst kunnen worden, is het op voorhand moeilijk te overzien hoeveel hennepopbrengst de planten zullen opleveren. Een eventueel overschot aan hennep wordt gewoon bewaard en niet verkocht, aldus verzoeker. Uitgangspunt was om minimaal één jaar in de eigen behoefte te kunnen voorzien. Met de aangetroffen hennep kon verzoeker een jaar vooruit. Ook wijst verzoeker op de amateuristische wijze van de hennepteelt: dat deed hij buiten en niet in een professionele kwekerij binnen.
13. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aangetroffen hoeveelheid hennep (2.300 gram) en hennepplanten (17) de grens van 5 gram en vijf planten fors overschrijdt. Het gaat om 463 keer de gebruikershoeveelheid hennep. Van een geringe overschrijding is dus geen sprake. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze hoeveelheid geheel voor eigen (medicinale) gebruik is. Verzoeker stelt weliswaar dat hij (erg veel) joints rookt vanwege zijn medische situatie, maar hij heeft geen medische informatie verstrekt die deze stelling onderbouwt en aannemelijk maakt: nergens blijkt uit dat hij is aangewezen op (deze omvang van) hennepgebruik. Dat mag wel van hem worden verlangd: hij stelt immers dat hij daarom wél 17 hennepplanten mag telen en 2.300 gram hennep in huis mag hebben, terwijl dat in beginsel (zeker gelet op de forse hoeveelheid) verboden is. Gelet op de medische stukken en op zijn verklaring op de zitting over zijn medische situatie vindt de voorzieningenrechter het weliswaar niet onaannemelijk dat verzoeker hennep gebruikt als vorm van pijnbestrijding, maar objectieve en verifieerbare (medische) gegevens daarover heeft hij niet overgelegd. Daardoor is onduidelijk gebleven hoeveel hennep verzoeker gebruikt dan wel moet gebruiken ter bestrijding van zijn pijnklachten (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:160, r.o. 3.3). Alleen zijn (uitgebreide) verklaring op de zitting daarover is onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat het nodig was om zoveel hennep te telen voor zijn eigen gebruik en dat álle hennep in de woning daar aanwezig was voor zijn eigen (medicinale) gebruik. Van verzoeker mag worden verlangd dat hij dat inzichtelijk maakt en onderbouwt (met objectieve gegevens). Op de zitting verklaarde verzoeker dat hij dit niet kon bespreken met zijn huisarts, maar hij heeft ook geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt. De burgemeester wijst er daarnaast terecht op dat uit de medische informatie (een brief van 3 mei 2022 van neuroloog drs. [naam 2] ) volgt dat verzoeker toen heeft verklaard dat hij ‘dagelijks een joint wiet voor de pijn’ rookt. Die informatie blijkt uit de anamnese en is dus verzoekers eigen verhaal. Dit betekent dat verzoeker niet consistent over zijn eigen gebruik heeft verklaard, omdat hij in deze (sluitings)procedure juist verklaart dagelijks 10 à 15 joints te roken. Verzoeker stelde op de zitting weliswaar dat die anamnese onjuist is weergegeven, maar bij gebrek aan andere informatie daarover in de medische stukken komt dit significante verschil in zijn verklaringen over zijn hennepgebruik voor rekening van verzoeker. Bovendien heeft verzoeker (onder meer ter zitting) verklaard dat af en toe een vriend bij hem langs komt, die dan met hem meerookt. Ook hieruit volgt dat de hennep in ieder geval niet uitsluitend voor verzoeker is bestemd (zie de uitspraak van de Afdeling van 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2326, r.o. 5.1). Wat verzoeker aanvoert over de wijze van telen (buiten en éénmaal per jaar een oogst) doet hier niet aan af: feit blijft immers dat verzoeker niet inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt dat het voor zijn gebruik nodig was om 17 grote hennepplanten te telen en dat alle daardoor aanwezige hennep voor eigen gebruik was. Dat hij de hennep zelf heeft geteeld in zijn eigen achtertuin en dus (in zijn eigen woorden) op een amateuristische wijze, maakt dat niet anders. Bovendien kan ook hennep die op een amateuristische wijze is geteeld (ook) voor anderen zijn bestemd en dus niet (alleen) voor eigen gebruik zijn. Overigens heeft de burgemeester toegelicht dat de (jaar)opbrengst van de buiten geteelde planten overeenkomt met de (jaar)opbrengst van diezelfde hoeveelheid planten in een professionele hennepkwekerij (waarbij meerdere keren wordt geoogst). 14. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat alle hennep in zijn woning uitsluitend voor eigen (medicinaal) gebruik van verzoeker was. Daarmee wordt niet geconcludeerd dat hij dus handelde in drugs, maar dat hij zijn standpunt over de aanwezigheid van de hennep en de planten onvoldoende heeft onderbouwd. De burgemeester was dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
15. Verzoeker is van mening dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Er is niet gebleken van feitelijk handelen in of vanuit de woning. De weegschaal en de sealbags duiden niet op handel: sealbags zorgen ervoor dat de hennep niet uitdroogt en de weegschaal is een alledaags apparaat en die kon verzoeker gebruiken om zijn eigen hennep af te wegen. Verder zijn er geen indicaties dat sprake is van handel. De burgemeester kan niet verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 (ECLI:NL:2022:1911), omdat de feiten in die uitspraak volgens verzoeker anders zijn. In dit geval gaat het om softdrugs en niet om harddrugs. Ook zijn in het verleden wel meerdere panden (6) in hetzelfde dorp gesloten, maar dat is wat anders dan sluitingen binnen dezelfde wijk en/of straat. Er wordt verder niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre [plaats 1] of de wijk waarin de woning van verzoeker ligt overlast heeft (gehad) van buitenlandse kopers die op zoek zijn naar soft- of harddrugs, en dus of drugstoerisme wel een noodzaak oplevert voor de sluiting. Over de aangetroffen hoeveelheid hennep en de attributen merkt verzoeker op dat het niet ging om professionele hennepteelt en dat de aangetroffen oogst ook niet zodanig groot is dat er een noodzaak is ontstaan om tot sluiting over te gaan.
16. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:823, r.o. 7) volgt dat aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. 17. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet gebleken is van ‘loop’ naar de woning. Er zijn ook geen meldingen of verklaringen die duiden op drugshandel vanuit de woning. Andere overlastmeldingen (naast de geur van hennep bij de woning) zijn er niet geweest. De voorzieningenrechter vindt dan ook dat niet aannemelijk is geworden dat de woning binnen het criminele circuit bekend heeft gestaan als een drugspand en dat daarom de ‘loop’ uit de woning moet worden gehaald. Dat de politie tijdens het onderzoek wel ‘enkele mannen’ bij de woning heeft gezien, is daarvoor onvoldoende: nergens blijkt uit wat deze mannen daar deden en dat hun aanwezigheid te maken had met (hennep in) de woning. Vast staat echter wel dat een flinke handelshoeveelheid softdrugs (hennep) is aangetroffen in de woning met een straatwaarde van meer dan € 9.000,- en dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit allemaal voor zijn eigen (medicinale) gebruik was. In zijn woning zijn bovendien attributen aangetroffen die kunnen worden gerelateerd aan drugshandel, namelijk een weegschaal (met hennepresten) en sealbags. Verzoeker heeft daarvoor wel een verklaring gegeven, maar de burgemeester wijst er terecht op dat de hennep is aangetroffen in plastic tassen en glazen potten (met een opschrift om welke soort hennep het gaat) en dat de hennep niet (zoals verzoeker verklaarde) werd bewaard in de sealbags (die waren immers toen nog leeg). Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van verzoekers verklaring over de aanwezigheid van de weegschaal en sealbags. Bovendien is niet alleen sprake van een forse (handels)hoeveelheid hennep in de woning, maar verzoeker heeft ook 17 grote hennepplanten geteeld (in zijn tuin). In de bestuurlijke rapportage staat dat er meerdere meldingen zijn geweest van een hennepgeur bij de woning. Verzoeker heeft dat op de zitting weliswaar betwist, maar dat alleen is onvoldoende om niet van die informatie in het op ambtsbelofte opgemaakte rapport uit te gaan. Overigens staat daarin dat de politie zelf ook een behoorlijk sterke hennepgeur waarnam. De burgemeester heeft daarnaast toegelicht dat de woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbaar dorp en dat de gemeente Sittard- Geleen wordt geconfronteerd met drugstoerisme uit het buitenland. Het dorp [plaats 1] ligt op korte afstand van de Belgische en Duitse grens en er zijn in dat relatief kleine dorp sinds 2018 al 6 bestuurlijke rapportages over de Opiumwet binnengekomen. Het dorp staat daarmee bovenaan de lijst (als wordt gekeken naar alle omliggende dorpen). Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de grensstreek door onder meer drugstoerisme veel drugsoverlast en -problematiek bestaat. Daarmee heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter de kwetsbaarheid van het grensdorp [plaats 1] voor drugsproblematiek voldoende gemotiveerd en ook dat door zichtbare sluiting de bekendheid van de woning (waar de meldingen over hennepgeur vandaan komen) als een locatie waar softdrugs (hennep) aanwezig zijn teniet wordt gedaan en dat het signaal wordt gegeven dat wordt opgetreden tegen drugsproblematiek. De burgemeester kon de sluiting van de woning voor drie maanden dan ook noodzakelijk vinden in het algemeen belang en daarbij zwaar gewicht toekennen aan de signaalfunctie in dit voor drugsproblematiek kwetsbare grensdorp door zichtbaar op te treden tegen aanwezigheid van deze handelshoeveelheid hennep en het telen daarvan door verzoeker. Dat het om softdrugs gaat en niet harddrugs, is in het licht van alle feiten en omstandigheden (en met name de hoeveelheid daarvan) niet doorslaggevend.
Evenredigheid van de sluiting
18. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan dient de burgemeester zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning (vanwege medische redenen), de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
19. Verzoeker heeft hierover – samengevat – aangevoerd dat het vanwege zijn slechte gezondheid voor hem geestelijk en lichamelijk het beste is als hij in zijn eigen woning kan verblijven. Verzoeker is een kwetsbare man en gelet hierop is het onredelijk zwaar om hem drie maanden lang de toegang tot zijn woning te ontzeggen. Het is ook nog niet gelukt om een andere verblijfplaats te regelen: hij heeft onvoldoende financiën om een andere woonruimte te kunnen huren en heeft nog geen toezegging dat hij bij iemand anders kan verblijven. Dat hij veel joints rookt, maakt het volgens verzoeker ook niet aantrekkelijk om hem in huis te nemen of hem tijdelijk een woning te verhuren.
20. De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan het sluiten van de woning inherent is dat verzoeker de woning tijdelijk moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van sluiting af te zien. De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat verzoeker de woning huurt van zijn vader en dat hij daar na sluiting van drie maanden weer naartoe kan terugkeren. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker zijn medische situatie weliswaar met stukken heeft onderbouwd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat hij om medische redenen een binding heeft met deze specifieke woning. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker vanwege zijn medische klachten graag in zijn eigen vertrouwde omgeving wil blijven, maar dat het voor hem vanwege die klachten niet mogelijk is tijdelijk ergens anders te verblijven is niet aangetoond met de stukken die hij heeft ingediend. Verzoeker heeft ook niet onderbouwd dat hij geen tijdelijke vervangende woonruimte kan vinden: zijn verklaring dat het nog niet is gelukt, is daarvoor niet genoeg. Het is in eerste instantie zijn eigen verantwoordelijkheid daarvoor te zorgen, en daar heeft hij ruim voldoende de tijd voor gehad (het voornemen is van 24 november 2022 en het primaire besluit van 16 januari 2023). Hij heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij dat al (maar zonder resultaat) heeft geprobeerd. Verzoeker heeft daarnaast zijn financiële situatie niet onderbouwd, zodat er ook niet van kan worden uitgegaan dat hij onvoldoende financiën heeft om andere woonruimte te kunnen huren voor drie maanden. Bovendien heeft verzoeker op de hoorzitting verklaard dat het hem wel zou lukken om elders tijdelijk woonruimte te vinden.
21. Al met al kon de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het persoonlijk belang van verzoeker bij het voorkomen van de sluiting onvoldoende opweegt tegen het algemeen belang van de burgemeester bij een sluiting voor drie maanden.