3.1.[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat gedaagden ieder afzonderlijk op de gronden en stellingen zoals vermeld in de dagvaarding onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1] en dat beide gedaagden jegens eisers aansprakelijk zijn voor de dientengevolge door deze geleden schade;
2. [gedaagde sub 2] op de gronden en stellingen zoals vermeld in de dagvaarding te veroordelen tot betaling aan [eiseres sub 2] van een bedrag van
€ 84.000,-- ex BTW, danwel enig ander bedrag dat in goede justitie door de rechtbank wordt vastgesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] op de gronden en stellingen zoals vermeld in de dagvaarding onrechtmatig c.q. in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld jegens [eiseres sub 1] als aandeelhouder en dat [gedaagde sub 1] jegens
[eiseres sub 1] aansprakelijk is voor de dientengevolge door haar geleden schade ad € 120.000,-- danwel enig ander bedrag dat in goede justitie door de rechtbank wordt vastgesteld;
4. [gedaagde sub 1] binnen 14 dagen na wijzen van dit vonnis te veroordelen tot nakoming van zijn verplichtingen als bestuurder en aandeelhouder van [eiseres sub 2] , meer in het bijzonder:
1. de verplichtingen tot het beleggen en houden van bestuurs- en
aandeelhoudersvergaderingen en
2. de verplichting van de vermogenstoestand van de onderneming op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de onderneming kunnen worden gekend (artikel 2:10 lid 1 BW), op
straffe van een dwangsom van € 2.000,-- per overtreding danwel per dag
dat deze bepaling niet wordt nagekomen;
5. gedaagden hoofdelijk te veroordelen, in die zin dat wanneer de één betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum waarop dit vonnis is gewezen, tot de dag van volledige betaling.