Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 februari 2021, met producties 1 tot en met 14,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 22,
- het tussenvonnis van 26 mei 2021 waarbij een mondelinge behandeling bevolen,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 december 2021,
- de spreekaantekeningen van [eiser] ,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] ,
- de brief van 14 december 2021 van [gedaagde] met een reactie inzake het proces-verbaal.
2.De feiten
d.d. 7 maart jl. aan cliënt, met als bijlage een kopie van het schrijven aan u, zomede aan de heer [naam koper 2] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
geen uitvoering is gegeven aan voornoemde overeenkomst”en dat dit betekent dat de koopovereenkomst als “
vervallen te beschouwen is”.Dat deze strekking door [eiser] ook zo moet zijn begrepen, blijkt al uit het feit dat [eiser] naar zijn zeggen de koopprijs niet had ontvangen en zelf de exploitatie heeft voortgezet. Bovendien handelde hij ook naar de strekking van de brief van 15 maart 2012 door actief, via Horecahuis Limburg, op zoek te gaan naar andere kopers. Uit niets is gebleken dat [eiser] meende of er naar handelde dat de koopovereenkomst met de kopers op enig moment kon herleven, laat staan dat hij [gedaagde] verzocht zulks te bewerkstelligen.
15 maart 2012 al niet goed zou hebben begrepen, aan welke stelling de rechtbank voorbij gaat (zie rov 4.7.), dan nog kan daaruit worden afgeleid dat hij [gedaagde] al in oktober 2013 het mislukken van de verkoop van de onderneming verweet alsook de gevolgen die de gedwongen ontruiming voor hem had, daargelaten dat de exploitatie al eerder, in februari 2013, door hemzelf gestaakt was. [gedaagde] had in de ogen van [eiser] kortom in de loop van 2012 fouten gemaakt. Op een andere wijze kan de zinsnede ‘waardoor nog grotere problemen zijn ontstaan’ immers niet begrepen worden.