Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
(hierna te noemen: [slachtoffer] )om het leven heeft gebracht.
3.De beoordeling van het bewijs
de rechtbank begrijpt:13 juli 2019). [9] Zij zou deze dezelfde avond komen betalen, maar heeft die avond gevraagd of het ook de volgende ochtend kon. [slachtoffer] gaf aan dat dit akkoord was. [10] In de ochtend van 10 juli 2019 heeft [slachtoffer] om 09:19 uur naar [getuige] gebeld. Zij vroeg naar het geld voor de taart. [11] Vervolgens heeft [getuige] die ochtend tussen 09:49 uur en 13:11 uur meerdere keren telefonisch contact gehad met de verdachte. [12] Zij spraken af dat zij elkaar die dag zouden treffen bij de bushalte op het [adres] in Kerkrade, zodat de verdachte haar het geld voor de taart kon geven. [13]
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
de factogeen
prospect of releasebiedt. Verder dient er bij de strafbepaling rekening gehouden te worden met het advies van de deskundigen van het PBC en hun oordeel dat er nog ruimte is voor behandeling en - op termijn - een terugkeer in de maatschappij. De verdachte heeft in de jaren sinds de beëindiging van zijn eerdere tbs nauwelijks justitiecontacten gehad. Het huidige voorval betreft een incident. Hem moet de kans worden geboden om binnen een tbs met voorwaarden zich wederom onder behandeling te laten stellen. Naar de mogelijkheid van een tbs met voorwaarden is geen onderzoek gedaan. Mocht de rechtbank oplegging van de tbs-maatregel overwegen, dan verzoekt de raadsman primair om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, dan wel te heropenen, om de reclassering opdracht te geven tot het opmaken van een maatregelenrapport. Subsidiair verzoekt de raadsman te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
De bron van ons zijn is familie. De huiselijke kring waar we in opgroeiden heeft ons gemaakt tot wie we zijn en als we daar geen betekenis meer aan kunnen geven wie zijn we dan? De dag dat [slachtoffer] is vermoord is ook de dag dat een stuk van ons is vermoord. Hij kon ons net zo goed allemaal hebben vermoord, want hij heeft ons ontnomen wat ons compleet maakte, [slachtoffer] .”
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
ten tijde van de gebeurtenis, dus ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] , sprake was van een duurzaam gezinsverband, en dat is niet gebleken. Ook heeft zij onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die zouden maken dat zij een beroep kan doen op de hardheidsclausule. Haar vordering tot vergoeding van affectieschade wordt daarom afgewezen.
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 1] van een bedrag van € 17.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 7] van een bedrag van € 17.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- verklaart deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten van de verdachte, ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot heden begroot op nihil.