ECLI:NL:RBLIM:2020:8417

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/03/281169 / HA ZA 20-404
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot afgifte van bescheiden in het kader van een geschil over goodwill en concurrentiebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2020 een vonnis gewezen in een incident dat was ingesteld door Meteens Holding B.V. tegen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2]. Meteens Holding vorderde afgifte van bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv, in het kader van een geschil over de overdracht van goodwill en de naleving van een concurrentiebeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat Meteens Holding rechtmatig belang heeft bij de gevorderde stukken, die betrekking hebben op de koopovereenkomst en correspondentie met betrekking tot de overdracht van de goodwill aan Keymusic. De rechtbank heeft de vorderingen van Meteens Holding toegewezen, waarbij [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] zijn veroordeeld om de gevorderde stukken binnen twee dagen na betekening van het vonnis af te geven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De zaak staat op de rol voor 4 november 2020 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/281169 / HA ZA 20-404
Vonnis in incident van 28 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METEENS HOLDING B.V.,
gevestigd te Valkenburg aan de Geul,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.M.H.J. Rompelberg te Voerendaal,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. F.J. Verhagen te Amsterdam.
Partijen worden hierna Meteens Holding, [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 juli 2020 met producties 1 tot en met 20,
  • de conclusie van antwoord in incident met producties 1 tot en met 7.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waarvan bij de beoordeling van het incident wordt uitgegaan

2.1.
Partijen zijn, zo staat in de ‘Memorandum of Understanding’ van 13 juli 2014 die door alle partijen is ondertekend (productie 2 bij dagvaarding), het volgende overeengekomen (geciteerd voor zover hier van belang):
(…)
1) Meteens Holding BV participeert voor 30% in [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ( [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] wordt 70% aandeelhouder)
(…)
4) Inbreng [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ad € 30.000, en inbreng Meteens Holding ad € 50.000 wordt achtergesteld in lening aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ter beschikking gesteld. Rente 8% en terugbetaling mogelijk nadat solvabiliteit(verhouding eigen vermogen/totaal vermogen) van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] tenminste 30% bedraagt.
Aanvullende lening door Meteens Holding BV ad € 50.000 wordt in tranches van 2 x € 25.000 ter beschikking gesteld. Meteens Holding behoudt zich het recht voor bij eventuele discontinuïteit van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] deze aanvullende kredietverlening niet te verlenen.
Lening zal niet worden achtergesteld en rente % bedraagt 8%. Mogelijk kunnen aanvullende zekerheden door Meteens Holding BV worden gevraagd.
(…)
7) Partijen komen verder overeen dat Meteens/ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] m.b.t. de informatie betreffende [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] over haar strategie volstrekte geheimhouding zal betrachten en geen met [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] concurrerende werkzaamheden zal uitvoeren. (…)
2.2.
Meteens Holding en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] hebben op 16 juli 2014 een overeenkomst van geldlening (verder: de overeenkomst) gesloten (productie 3 bij dagvaarding). In deze overeenkomst die getekend is door Meteens Holding en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] als vertegenwoordiger van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] staat, geciteerd voor zover hier van belang:
(…) Meteens Holding (…), hierna te noemen: “schuldeiser”,
En
(…) [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] (…), hierna te noemen: “schuldenaar”,
hierna gezamenlijk te noemen: “partijen”.
overwegende dat:
* Schuldenaar een lening wordt verstrekt door schuldeiser van € 50.000,-- (…) ten behoeve van de financiering van werkkapitaal van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] per 15 juli 2014;
* Partijen deze onderlinge rechtsverhouding schriftelijk wensen vast te leggen.
verklaren te zijn overeengekomen:
Artikel 1 Geldlening
1. Schuldeiser is per datum verstrekking van het krediet aan Schuldenaar een bedrag schuldig van
€ 50.000,-- (…) ten titel van geldlening en heeft mitsdien dit bedrag, (…), van Schuldenaar te vorderen.
2. Schuldenaar verklaart de geleende som ter leen te hebben ontvangen en verklaart de geleende som derhalve wegens ter leen ontvangen gelden verschuldigd te zijn aan Schuldeiser.
Artikel 2 Rentevergoeding, Duur en Aflossing van de geleende som
De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 5 jaar vanaf datum ter beschikkingstelling. Over het geleende bedrag wordt een rente in rekening gebracht van 8% per jaar. De rente wordt in maandelijkse termijnen per einde van iedere maand door schuldenaar aan schuldeiser betaald. Er zijn geen afspraken gemaakt over aflossing van de lening. In overleg zal aflossing kunnen plaatsvinden. Hieromtrent zullen andere afspraken schriftelijk worden vastgelegd.
Artikel 3 Ontbindende voorwaarden en opzegging
1. In uitzondering op het bepaalde in artikel 2 is de geleende som of, ingeval van aflossing het nog niet afgeloste gedeelte daarvan, alsmede de vervallen rente en de eventuele kosten
terstond en in zijn geheel opeisbaar, zonder waarschuwing of ingebrekestelling en
onverminderd de wettelijke rechten op ontbinding en schadevergoeding, indien en zodra:
• Schuldenaar enige uit hoofde van deze overeenkomst op hem rustende verplichting niet stipt nakomt;
• Schuldenaar in staat van faillissement wordt verklaard, hem surséance van betaling wordt verleend of indien en zodra Schuldenaar dit zelf aanvraagt.
2. Deze omstandigheden worden alle tezamen en afzonderlijk voor zover nodig als een van
rechtswege intredende ontbindende voorwaarde van deze overeenkomst aangemerkt. Voorts
is Schuldeiser gerechtigd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen indien
en zodra enig executoriaal beslag ten laste van Schuldenaar wordt gelegd. Alsdan is het uit
hoofde van deze overeenkomst door Schuldenaar verschuldigde terstond en zonder enige
ingebrekestelling of waarschuwing direct opeisbaar.
3. Schuldenaar of zijn erfopvolgers zijn verplicht Schuldeiser terstond in kennis te stellen indien één van de voornoemde gevallen zich voordoet. (…)
Artikel 5 Zekerheden
De schuldenaar dient op het eerste daartoe strekkende verzoek van de schuldeiser tot zekerheid voor al hetgeen deze ten tijde van dat verzoek uit hoofde van de onderhavige geldlening nog van hem te vorderen heeft, rente en kosten als in artikel 6 bedoeld daaronder begrepen, een pandrecht te vestigen op de aan hem toebehorende voorraden, zulks onder de gebruikelijke voorwaarden en tot het bedrag ter grootte van het ten tijde van vorenbedoeld verzoek van de schuldeiser nog niet terugbetaalde gedeelte van het door deze ter leen gegeven bedrag, vermeerderd met het gebruikelijke percentage daarvan voor rente en kosten als in artikel 6 bedoeld. Verder is de schuldeiser gerechtigd andere zekerheidsrechten te eisen.
Het geleende bedrag is achtergesteld op andere geldleningen verstrekt of te verstrekken aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] , doch niet ten opzichte van schulden aan en of geldleningen verstrekt door de heer [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] . (…)
2.3.
Op 30 december 2014 heeft [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] 30% van de aandelen van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] overgedragen (productie 4 bij dagvaarding) aan Meteens Holding.
2.4.
Op 29 april 2015 heeft Meteens Holding nogmaals een bedrag van € 15.000,- aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] geleend.
2.5.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] heeft in 2016 € 5.000,- aan Meteens Holding terugbetaald.
2.6.
Bij e-mail van 17 juli 2019 (productie 7 bij dagvaarding) laat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] aan Meteens Holding weten dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] gaat sluiten, dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] overgegaan is tot een opheffingsuitverkoop en dat Keymusic en BAX interesse tonen voor een eventuele overname of doorstart.
2.7.
Op 5 oktober 2019 heeft er een heropening van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] onder de naam Keymusic Heerlen - [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] plaatsgevonden.
2.8.
In de e-mail van Meteens Holding aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] van 6 oktober 2019 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 14 bij dagvaarding):
Beste [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] , vandaag zag ik een bericht op Linked-in voorbij komen over de feestelijke opening van Keymusic (en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] stond er in het klein onder) met niemand minder dan [naam] . Laat ik even met de deur in huis vallen dat ik het op z’n minst ongepast vindt dat je niet de moeite neemt om zowel mijzelf alsook Deloitte op de hoogte stelt over de strategische wijziging en bovenal hoe dit tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en Keymusic geregeld is.
Ik heb je in je meest donkere tijden geholpen met risicodragend kapitaal om [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] weer nieuw leven in te blazen waarbij jij het fatsoen nog niet kunt opbrengen om mij persoonlijk op de hoogte te stellen over de gang van zaken. Ik moet dit via de ‘professionele’ sociale media vernemen. Terwijl jij en het senior management van Keymusic geniet van alle feestelijkheden zal ik mij juridisch beraden hoe hiermee om te gaan als 30% aandeelhouder van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] . (…)
2.9.
Op 31 oktober 2019 heeft Meteens Holding [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] gesommeerd de hoofdsom van € 60.000,- te betalen alsmede de contractuele rente (productie 15 bij dagvaarding).
2.10.
In de brief van 3 februari 2020 van Meteens Holding aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 16 bij dagvaarding):
(…)
Cliënte heeft vernomen van Key Music (vertegenwoordigd door KM Nederland B.V. in de bedrijfsovername) dat zij de volledige inventaris plus voorraad van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] heeft verkocht. Cliënte heeft verder vernomen dat u met de uit de verkoop van de inventaris plus voorraad verkregen gelden (…) het krediet van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] bij de bank (gedeeltelijk) heeft afgelost. Met het terugbrengen van het krediet bij de bank heeft u persoonlijk ook voordeel gehaald, omdat u borg stond voor dit krediet jegens de bank. Met deze rechtshandeling (het terugbrengen van het krediet door aflossing bij de bank) heeft [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] paulianeus gehandeld ex artikel 3:45 lid 1 BW. De aflossing voldoet aan alle vereisten die artikel 3:45 lid 1 BW voor vernietiging van een dergelijke rechtshandeling stelt.
(…)
In juli/augustus 2019 heeft [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] , zo begrijpt cliënte, niet alleen de inventaris plus voorraad verkocht aan Key Music, zij heeft ook de goodwill aan Key Music overgedragen. De inventaris plus voorraad is het enige dat Key Music heeft gekocht, voor de goodwill heeft zij niets hoeven te betalen, althans zo stelt Key Music. Goodwill is “een vergoeding voor de bekendheid van de onderneming bij de klanten”. De goodwill bestaat in casu namelijk uit de (goede) handelsnaam “ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ”/“ [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ”, die is opgebouwd in de afgelopen decennia als verkoper van muziekinstrumenten van een goede kwaliteit. Deze handelswaar vertegenwoordigt een bepaalde waarde. (…)
De waarde die de goodwill vertegenwoordigt wordt in iedere bedrijfsovername (waarvan in casu sprake is) meegenomen en daar wordt door de overnemende partij normaliter ook een koopprijs voor betaald. Goodwill is immers immateriële vaste activa, zoals ook blijkt uit artikel 2:365 lid 1 sub d BW. Echter, [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] heeft de goodwill “om niet” overgedragen aan Key Music, die de naam “ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ”/” [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ”, zonder daarvoor enige vergoeding voor hebben te moeten betalen, verbindt aan haar filiaal in Heerlen, (…). Door de goodwill niet te gelde te maken heeft [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] cliënte van haar verhaalsmogelijkheden beroofd en heeft zij paulianeus gehandeld. (…)
Gelet op het feit dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] cliënte van haar verhaalsmogelijkheden heeft beroofd, terwijl zij wist of behoorde te weten dat sprake was van benadeling, door onverplicht de goodwill niet over te dragen, is sprake van paulianeus handelen ex artikel 3:45 lid 1 BW. Namens cliënte vernietig ik hierbij op grond van artikel 3:45 lid 1 BW de voornoemde rechtshandeling, te weten het om niet overdragen van de goodwill, en alle daarmee samenhangende, daaraan voorafgaande of daarop voortbouwende rechtshandelingen. (…)
2.11.
In de brief van 19 februari 2020 van Meteens Holding aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 18 bij dagvaarding):
(…)
Teneinde een en ander meer inzichtelijk te maken voor de rechtbank, zal ik tevens openlegging van stukken uit hoofde van artikel 843a Rv vorderen. Het gaat dan met name om:
1. de koopovereenkomst gesloten tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. waarbij [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] haar voorraad alsmede andere zaken heeft overgedragen;
2. correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland en/of Key Holder Holding B.V. (waaronder ook correspondentie tussen de bestuurders van de verschillende B.V.’s, te weten respectievelijk u, de heer [naam bestuurder 1] en de heer [naam bestuurder 2] ) aangaande de overdracht van voornoemde zaken;
3. bankafschriften waaruit blijkt dat u namens [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] uw krediet bij de ABN AMRO Bank heeft afgelost;
4. correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland en/of Key Holder Holding B.V. aangaande de goodwill van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ;
5. correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland en/of Key Holder Holding B.V. aangaande het behoud en gebruik van de handelsnaam “ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ”/” [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ”; en
6. uw arbeidsovereenkomst bij KM Nederland B.V. waaruit blijkt dat u (nagenoeg) geen inkomsten voor [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] meer genereert.
Ik geef u een termijn van14 dagen na hedenom mij de voornoemde stukken aan te leveren. (…)
2.12.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] laten op 30 juni 2020 aan Meteens Holding weten dat zij niet te berusten in de vernietiging en dat van concurrentie geen sprake kan zijn.

3.De vordering

3.1.
Meteens Holding vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na
betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen een
bedrag ter hoogte van € 60.000,-;
II. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na
betekening van een in dezen wijzen veroordelend vonnis te betalen de
contractuele rente met ingang van de vervaltermijnen van voornoemde rente
tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na
betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te betalen een
bedrag ter hoogte van € 1.375,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
IV. voor recht verklaart dat Meteens Holding de overdracht van de goodwill door
[gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] om niet rechtsgeldig heeft vernietigd conform artikel 3:45 lid
1. jo. 3:45 lid 5 jo. 3:47 BW;
V. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] conform artikel 2:9 lid 2 jo. 6:162 BW aansprakelijk stelt voor de door Meteens Holding geleden schade, nader op te maken bij staat, te
vergoeden als gevolg van de overdracht om niet van de goodwill door [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ;
VI. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening als enig bestuurder van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] handelend op te treden tegen Keymusic teneinde een einde te maken aan de handelsnaaminbreuk door Keymusic, dit op straffe van een last onder dwangsom ter hoogte van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] geen actie onderneemt richting Keymusic, althans
een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VII. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] dan wel [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na betekening af te geven de volgende stukken, een en ander conform artikel 843a Rv teneinde de vorderingen zoals genoemd in V. en VI. nader te onderbouwen:
a. De koopovereenkomst gesloten tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en Keymusic (KM Nederland B.V. dan wel Key Holder Holding B.V.), waarbij [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] haar voorraad alsmede andere zaken heeft overgedragen;
b. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en/of Key Holder Holding B.V. (waaronder ook correspondentie tussen de bestuurders van de verschillende B.V.’s, te weten [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] , de heer [naam bestuurder 1] en de heer [naam bestuurder 2] respectievelijk)
aangaande de overdracht zoals onder a. beschreven;
c. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en/of Key Holder Holding B.V. (waaronder ook correspondentie tussen de bestuurders van de verschillende B.V.’s) aangaande de goodwill van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ; en
d. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en Key Holder Holding B.V. aangaande het behoud en gebruik van de handelsnaam “ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ”/” [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ”;
VIII. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt tot staking van zijn werkzaamheden voor KM Nederland B.V. dan wel Key Holder Holding B.V. binnen twee dagen na betekening, dit op straffe van een last onder dwangsom ter hoogte van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] het non-concurrentiebeding overtreedt, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te
bepalen, voor iedere dag dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in het Memorandum of Understanding niet nakomt;
IX. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt tot vergoeding van de door Meteens Holding geleden schade, nader op te maken bij staat, als gevolg van zijn niet-nakoming van het non-concurrentiebeding in het Memorandum of Understanding, een en ander ex artikel 6:74 lid 1 BW, vergoedt;
X. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na betekening af te geven het volgende stuk, een en ander conform artikel 843a Rv teneinde de vorderingen zoals genoemd in VIII. en IX. nader te onderbouwen: de arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht dan wel enige andere overeenkomst op grond waarvan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2]
werkzaamheden verricht voor KM Nederland en/of Keyholder Holding B.V.;
XI. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] conform artikel 2:9 lid 2 jo. 6:162 BW aansprakelijk stelt voor de door Meteens Holding geleden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden als gevolg van het niet in acht nemen van de paritas creditorum;
XII. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] dan wel [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt om aan Meteens Holding binnen twee dagen na betekening af te geven het volgende stuk, een en ander conform artikel 843a Rv teneinde de vordering zoals genoemd in XI. nader te onderbouwen:
a. Bankafschriften waaruit blijkt dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] namens [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] haar krediet bij de
ABN AMRO Bank heeft afgelost;
b. Bankafschriften van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] van de periode augustus 2019 tot en met mei 2020;
c. De (voorlopige) jaarrekening over het boekjaar 2019 van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ;
d. Een overzicht van alle schuldeisers van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en de hoogte van hun vorderingen ten tijde van de beëindiging van activiteiten;
e. De betalingsregeling getroffen tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en haar schuldeisers;
XIII. [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] veroordeelt in de kosten van het geding alsmede in alle op de tenuitvoerlegging vallende kosten, waaronder de nakosten.
De rechtbank begrijpt dat Meteens Holding met hetgeen zij vordert onder VII, X en XII, een incidentele vordering heeft ingesteld, inhoudende dat Meteens Holding afgifte vordert van de bescheiden als in de vorderingen VII, X en XII opgenomen.
Vordering VII
3.2.
Meteens Holding vordert afgifte van de stukken als opgenomen onder vordering VII, omdat zij moet kunnen bewijzen dat de goodwill, die voornamelijk bestaat uit de naamsbekendheid/handelsnaam van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] , om niet is overgedragen (vordering V) en dat sprake is van een handelsnaaminbreuk door Keymusic (vordering VI). Door de goodwill om niet over te dragen, heeft [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] Meteens Holding in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld en kon Meteens Holding de overdracht van de goodwill vernietigen (immers is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3:45 BW), aldus Meteens Holding.
Door gebruik te maken van de handelsnaam [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] maakt Keymusic een inbreuk op deze handelsnaam. Door vernietiging van de overeenkomst die aan de overdracht van de goodwill ten grondslag ligt, ligt de handelsnaam bij [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en niet bij Keymusic. Omdat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] , als enig bestuurder van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] , niet optreedt tegen deze inbreuk, kan hem hiervan een ernstig verwijt worden gemaakt. Meteens Holding lijdt, als aandeelhouder van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] , ten gevolge van het niet handelen van [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] schade.
3.3.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] voeren verweer tegen afgifte van de bescheiden als onder VII gevorderd. Er is € 1.500,- betaald voor de goodwill, zo volgt uit de waardering van de activa van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] die bij overdracht is opgemaakt (productie 1 bij de conclusie van antwoord in incident) en Meteens Holding is ook meerdere malen uitgelegd dat er wel goodwill is betaald. Verder is er niet voldaan aan de bestanddelen zoals vereist voor artikel 6:162 BW, en daarmee kan vordering V niet slagen (anders gezegd: er is geen sprake van een rechtsbetrekking). Meteens Holding heeft niet voldaan aan het bestanddeel schade. Zelfs als - hetgeen niet het geval - de goodwill om niet is overgedragen, geldt dat er geen sprake is van een causaal verband tussen de schade en de overdracht van de activa. Er was sprake van een noodlijdende onderneming zonder enig perspectief, hetgeen onder andere blijkt uit de jaarrekeningen 2015, 2016 en 2018 (productie 3 bij de conclusie van antwoord in incident), en daar is Meteens Holding meerdere malen over geïnformeerd (productie 4 bij de conclusie van antwoord in incident). Meteens Holding heeft niet voldoende gesteld en bewezen dat sprake is van een onrechtmatige daad.
Nu de goodwill niet om niet is overgedragen, is de overdracht niet vernietigbaar en is de goodwill rechtsgeldig overgedragen. Verder heeft Meteens Holding geen rechtmatig belang bij haar vordering tot afgifte van de onder VII gevorderde stukken, daar zij niet relevant zijn voor de onderbouwing van vordering VI. Meteens Holding laat na concreet aan te geven welke bescheiden zij wenst en tot wel tijdbestek de vordering is begrensd.
Vordering X
3.4.
Meteens Holding stelt bewijs te moeten leveren van haar stelling dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] het non-concurrentiebeding overtreedt en daarmee Meteens Holding schade berokkend waarvoor hij uit hoofde van wanprestatie schadeplichtig is jegens Meteens Holding. Meteens Holding vordert onder X afgifte van stukken teneinde haar vorderingen onder VIII en IX nader te onderbouwen. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] heeft in een interview met de Limburger en op zijn LinkedIn-profielpagina dermate sterk de indruk werkt dat hij het non-concurrentiebeding overtreedt, dat Meteens Holding een rechtmatig belang heeft bij afgifte, aldus Meteens Holding.
3.5.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] voeren verweer tegen afgifte van de bescheiden als onder X gevorderd. Voor zover vordering X gegrond is op vordering VIII, is er geen rechtmatig belang omdat de afgifte van de arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en Key Music op geen enkele wijze relevant is voor Meteens Holding ter onderbouwing van vordering VIII.
Voor vordering X geldt voorts dat voor zover de vordering gegrond is op vordering IX, er geen sprake is van een rechtsbetrekking en er geen rechtmatig belang is bij afgifte van de bescheiden. Er is geen sprake van wanprestatie, nu niet aan alle bestanddelen hiervoor is voldaan. Meteens Holding heeft niet gesteld dat sprake is van schade. Het standpunt van Meteens Holding dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] de gelden die hij heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden bij Key Music dient te voldoen op de rekening van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] is volstrekt onlogisch. Meteens Holding heeft verder nagelaten aannemelijk te maken waarom zij een rechtmatig belang heeft bij de gevorderde bescheiden.
Vordering XII
3.6.
Meteens Holding stelt zich op het standpunt dat zij in deze procedure bewijs moet leveren van haar stelling dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] de paritas creditorium niet in acht heeft genomen, op grond waarvan hem ingevolge artikel 2:9 BW een ernstig verwijt kan worden gemaakt en waarvoor hij schadeplichtig is. Om die reden vordert zij stukken als opgenomen onder vordering XII. Nu het er alle schijn van heeft dat sprake is van selectieve wanbetaling en niet-inachtneming van de paritas creditorium door [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] , op grond waarvan hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt en Meteens Holding schade heeft geleden waarvoor [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] schadeplichtig is, heeft Meteens Holding een rechtmatig belang bij afgifte van de onder XII gevorderde stukken.
3.7.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] voeren ook verweer tegen afgifte van de onder vordering VII gevorderde bescheiden. De paritas creditorium is, anders dan Meteens Holding stelt, wel in acht genomen. In artikel 5 van de overeenkomst staat dat het geleende bedrag is achtergesteld op andere geldleningen. Daarmee is er dus een generieke achterstelling overeengekomen ten opzicht van ieder ander crediteur, en dient iedere crediteur betaald te krijgen alvorens aan betaling van de lening van Meteens Holding wordt toegekomen. Evenmin is er sprake van een rechtsbetrekking. Meteens Holding heeft onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Zo is er niet voldaan aan bestanddelen schade en causaal verband.
Vorderingen VII, X en XII
3.8.
Meteens Holding stellen dat tegen afgifte van de onder VII, X en XII gevorderde bescheiden geen gewichtige redenen bestaan. Ook biedt zij aan de kosten te voldoen die eventueel verbonden zijn aan het vervaardigen van de gevorderde afschriften.
3.9.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] stellen aanzienlijke kosten te moeten maken ten aanzien van het laten opmaken van de door Meteens Holding verzochte financiële bescheiden. Om deze kosten te kunnen voldoen verzoekt [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] om een voorschot van € 10.000,-, dan wel een in goede justitie door de rechtbank te betalen bedrag.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Art. 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid kennis te nemen van een bewijsmiddel dat niet in haar bezit is. In het eerste lid van dit artikel staat dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, (op zijn kosten) inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Er zijn voor de toewijsbaarheid van de vordering dus drie cumulatieve voorwaarden (zie ook: ECLI:NL:PHR:2020:10).
4.2.
Van een rechtmatig belang is sprake wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat aanspraak op inzage bestaat (zie onder meer: ECLI:NL:HR:2006:AX7774). Voorts heeft hij in zijn arrest van 13 juli 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW3263) bepaald dat de inzagevordering van art. 843a Rv kan worden gedaan
“met uiteenlopende oogmerken, zoals het verkrijgen van informatie in verband met (voorgenomen) onderhandelingen of met het oog op het voeren van of de bewijslevering in een lopende of mogelijke procedure”.Of een partij een rechtmatig belang heeft bij een inzagevordering is casuïstisch. Zijn de bescheiden waar aanspraak van wordt gevorderd van belang voor de beoordeling van de vordering? Daaraan is voldaan wanneer een partij ‘voldoende’ belang heeft bij de vordering (ECLI:NL:HR:2016:612). De bescheiden dienen relevant voor de rechtspositie van verzoekende partij te zijn, maar hoeven niet van doorslaggevend belang te zijn.
4.3.
Voor het voldoen aan de bepaalsbaarheidsvoorwaarde ten aanzien van bepaalde bescheiden is het niet nodig dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd individueel omschreven worden, maar wel dat deze voldoende concreet in de vordering aangewezen worden (ECLI:NL:HR:2012:BW9244), zodat een
fishig expeditionwordt voorkomen (Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 533).
4.4.
De voorwaarden ‘rechtmatig belang’ en ‘bepaalde bescheiden’ dienen in samenhang te worden beoordeeld: de bescheiden moeten zo concreet mogelijk worden geduid dat duidelijk is waarop aanspraak wordt gemaakt èn getoetst kan worden of degene die daarop aanspraak maakt, ook een rechtmatig belang bij die bescheiden heeft (Kamerstukken II 2017/2018, 33078, nr. 3, p. 6).
4.5.
De bescheiden die worden gevorderd dienen betrekking te hebben op een rechtsbetrekking waarbij degene die afgifte vordert partij is. Deze voorwaarde stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die voorwaarde biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde inzage en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen (ECLI:NL:HR:2020:1251).
Degene die afgifte verlangt dient zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van de door de vorderende partij gestelde rechtsbetrekking. De vraag wat in het kader van een vordering (…) als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Daarbij komt het immers aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Uitgangspunt is dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op een (dreigende) inbreuk gebaseerde vordering. De in de feitenrechtspraak veelal gehanteerde formulering dat uit de door de eiser gestelde (en zo mogelijk met bewijsmateriaal gestaafde) feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk moet kunnen worden afgeleid geeft geen blijk van miskenning van het voorgaande. (ECLI:NL:HR:2015:3304 en ECLI:NL:HR:2020:1251)
Vordering VII
4.6.
Aan vordering VI ligt ten grondslag dat van [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] gevergd kan worden handelend jegens Keymusic op te treden in het kader van de veronderstelde inbreuk op de handelsnaam [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] door Keymusic. Vaststaat dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] bestuurder van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] is, en van hem - wanneer komt vast te staan dat de handelsnaam [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] toebehoort aan [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] - (in beginsel) gevergd kan worden handelend tegen deze inbreuk op te treden. Het (vooralsnog) enige door [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] opgeworpen verweer tegen de rechtsbetrekking is, dat deze niet bestaat omdat van een overdracht om niet geen sprake is. Zij stellen dat zij aan Meteens Holding meerdere malen hebben toegelicht goodwill te hebben betaald. Zij verwijzen naar de producties 1 en 2 bij de conclusie van antwoord in incident. Deze producties zien op een inventarislijst van goederen met een totaal waarde van € 57.415,12 excl. btw en een tweetal facturen van in totaal € 69.472,30,- incl. btw. De rechtbank vermoedt dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] daarmee trachten te stellen dat de goodwill als opgenomen op de inventarislijst voor een bedrag van € 1.500,- ook daadwerkelijk aan KM Nederland BV is gefactureerd. De rechtbank is in dit stadium van de procedure van oordeel dat uit een enkele, ongeadresseerde inventarislijst en aan genoemde facturen (die, weliswaar, na omrekening van de btw, van gelijke grootte zijn) niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat de goodwill tegen betaling is overgedragen.
De rechtbank is van oordeel dat Meteens Holding aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een rechtsbetrekking.
4.7.
Voor afgifte van bescheiden komen in aanmerking die bescheiden waar Meteens Holding relevant belang bij heeft in het kader van het onder VI gevorderde. Meteens Holding heeft, gezien de door haar te onderbouwen stellingen, een relevant belang bij afgifte van de onder vordering VII a gevorderde koopovereenkomst en de onder b, c en d gevorderde correspondentie aangaande de overdracht, de goodwill en het behoud en gebruik van de handelsnaam.
Anders dan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] betogen, is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een tijdsbestek niet leidt tot het niet voldoen van het bepaalbaarheidsvereiste. Aan Meteens Holding kan, nu zij geen partij was en ook anderszins niet bij de overdracht was betrokken, niet gevergd worden dat zij weet, en dan ook gehouden is om aan te geven wanneer de communicatie hieromtrent heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet, gelet op de genoemde onderwerpen, ook niet waarom hier een tijdsbestek relevant en/of noodzakelijk zou zijn. Aan de hand van de opgegeven onderwerpen is voldoende bepaald van welke documenten inzage wordt gevorderd.
4.8.
Nu de onder VII gevorderde afgifte van bescheiden reeds aan het onder VI ten grondslag liggende wordt toegewezen, kan een nadere bespreking van V als grondslag voor het onder gevorderde achterwege blijven.
Vordering X
4.9.
Meteens Holding vordert onder X afgifte van de overeenkomst op grond waarvan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] werkzaam is voor KM Nederland B.V. dan wel Key Holder Holding B.V. Zij heeft dit bescheiden nodig om aan te tonen dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] door te werken voor KM Nederland B.V. dan wel Key Holder Holding B.V. wanprestatie pleegt, aangezien dit in strijd is met het concurrentiebeding als opgenomen in het Memoradum of Understanding (r.o.v. 2.1.). Partijen zijn in het Memorandum of Understanding overeengekomen dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] geen met [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] concurrerende werkzaamheden zal uitvoeren. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] hebben erkend noch betwist dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] geen met [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] concurrerende werkzaamheden uitoefent. Daarmee rust in het kader van stellen en bewijzen (vooralsnog) op Meteens Holding de bewijslast de concurrerende werkzaamheden te bewijzen. Anders dan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] betogen, is het niet relevant dat het gevorderde afschrift op zichzelf van doorslaggevend belang is. Voor toewijzing van de gevorderde afgifte is voldoende dat het bescheid relevant is voor de rechtspositie van Meteens Holding (r.o.v. 4.2.).
Meteens Holding heeft dan ook een rechtmatig belang bij het door haar onder X gevorderde.
Het onder X gevorderde afschrift is voldoende bepaald. Meteens Holding B.V. heeft de rechtsbetrekking die zij aan het onder VIII gevorderde ten grondslag legt voldoende aannemelijk gemaakt. De onder X gevorderde afgifte wordt dan ook toegewezen.
Het verweer van [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] dat Meteens Holding niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden, wordt enkel aangevoerd in het kader van de rechtsbetrekking die aan het gevorderde onder IX ten grondslag ligt en kan gezien de voornoemde toewijzing, onbesproken blijven.
Vordering XII
4.10.
Meteens Holding vordert onder XII afgifte van bescheiden waaruit blijkt dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] dan wel de paritas creditorium niet in acht heeft genomen. [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] is door dit niet te doen als bestuurder aansprakelijk voor de door Meteens Holding geleden schade, aldus Meteens Holding. In artikel 5 van de overeenkomst (r.o.v. 2.2.) staat dat het door Meteens Holding geleende bedrag is achtergesteld op andere geldleningen die door [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] zijn verstrekt of nog worden verstrekt. Het gestelde schadelijdend handelen is daardoor dusdanig onzeker van aard, dat de rechtbank met [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] van oordeel is
dat - in het licht van het door [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] gevoerde verweer - [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] de rechtsbetrekking onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De onder XII gevorderde afgifte van bescheiden wordt dan ook afgewezen.
Voorschot
4.11.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] verzoeken om een voorschot van € 10.000,- voor het opmaken van de onder XII gevorderde financiële stukken. Nu deze vordering voor afwijzing gereed ligt (r.o.v. 4.10.), wordt ook het verzochte voorschot afgewezen.
Proceskosten
4.12.
De rechtbank ziet - nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld - redenen om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
4.13.
De rechtbank verstaat dat de zaak op de rol staat voor 4 november 2020 voor conclusie van antwoord.
4.14.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] om aan Meteens Holding
binnen twee dagen na betekening af te geven de volgende stukken:
a. De koopovereenkomst gesloten tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en Keymusic (KM Nederland B.V. dan wel Key Holder Holding B.V.), waarbij [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] haar voorraad alsmede andere zaken heeft overgedragen;
b. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en/of Key Holder Holding B.V. (waaronder ook correspondentie tussen de bestuurders van de verschillende B.V.’s, te weten [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] , de heer [naam bestuurder 1] en de heer [naam bestuurder 2] respectievelijk) aangaande de overdracht zoals onder a. beschreven;
c. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en/of Key Holder Holding B.V. (waaronder ook correspondentie tussen de bestuurders van de verschillende B.V.’s) aangaande de goodwill van [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ;
d. Correspondentie tussen [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en KM Nederland B.V. en Key Holder Holding B.V. aangaande het behoud en gebruik van de handelsnaam “ [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] ”/” [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] ”,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] om aan Meteens Holding binnen twee dagen na betekening af te geven het volgende stuk: de arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht dan wel enige andere overeenkomst op grond waarvan [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] werkzaamheden verricht voor KM Nederland en/of Keyholder Holding B.V.,
5.3.
compenseert de kosten van dit incident voor zover gerezen tussen Meteens Holding en [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 2] en [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] aldus dat ieder haar eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
5.6.
verstaat dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 november 2020voor conclusie van antwoord,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
28 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: KH