1.5.Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar twee voorwaarden ingetrokken, te weten de hiervoor onder het tiende en elfde gedachtestreepje weergegeven voorwaarden. Dit betreft de voorwaarden die, kort gezegd, een verbod inhouden op (mogelijk) aanstootgevende of schokkende uitingen en uitingen die kunnen aanzetten tot verstoring van de openbare orde. Voor het overige heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
2. Eisers zijn het blijkens hun beroep niet eens met drie voorwaarden, te weten de hiervoor onder het tiende, dertiende en vijftiende gedachtestreepje weergegeven voorwaarden. Dit betreft de bij het bestreden besluit ingetrokken voorwaarde over aanstootgevende of schokkende uitingen en de voorwaarden over het flyeren en over begeleiding door gecertificeerde verkeersregelaars.
3. In geschil is, kort geformuleerd, de vraag of verweerder het recht van eisers om te demonstreren en hun recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar beperkt door 1) het (voorafgaande) verbod tot het doen van bepaalde uitingen, 2) het verbod tot het flyeren tijdens de demonstratie en 3) de verplichting om voor gecertificeerde verkeersregelaars te zorgen.
De rechtbank zal hierna onder 4 eerst ingaan op enkele formele aspecten die de rechtbank ambtshalve moet toetsen. Daarna zal de rechtbank op de genoemde geschilpunten ingaan, waarbij steeds eerst de beroepsgrond van eisers, daarna het standpunt van verweerder en tot slot het oordeel van de rechtbank wordt weergegeven.
Gelet op de terminologie in de Grondwet en de Wet openbare manifestaties (hierna; de Wom) zal de rechtbank hierna de term ‘betoging’ gebruiken in plaats van ‘demonstratie’.
4. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of eisers een procesbelang hebben bij de behandeling van hun beroep, met andere woorden: of zij nog iets kunnen bereiken met hun beroep. De beide betogingen hebben immers al geruime tijd geleden plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is een voorwaarde om voldoende procesbelang aan te nemen dat het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van het beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Een procesbelang kan zijn gelegen in de omstandigheid dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2101 en 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4009). Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in de toekomst soortgelijke betogingen zullen organiseren, waarin zij weer kunnen worden geconfronteerd met dezelfde of vergelijkbare voorwaarden. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende procesbelang aanwezig. 5. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit 2 een schriftelijke mededeling in de vorm van een e-mail is die is verstuurd door een niet bevoegde medewerker van verweerder. De rechtbank merkt deze e-mail aan als een besluit nu deze is gericht op rechtsgevolg (zie daarover de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:99). De rechtbank stelt verder vast dat het bevoegdheidsgebrek bij het door verweerder als bevoegd gezag genomen bestreden besluit is hersteld (zie daarover de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:149 en van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1510). Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit 2 terecht inhoudelijk heeft behandeld en dat het beroep tegen het bestreden besluit ontvankelijk is. 6. De rechtbank stelt tot slot vast dat ter zitting is gebleken dat eisers sub 1, hoewel niet degenen die zelf de kennisgevingen hebben gedaan en niet degenen aan wie de primaire besluiten zijn gericht, mede-organisatoren zijn van de beide betogingen. Aannemelijk is gemaakt dat de kennisgevingen mede namens eisers sub 1 zijn gedaan. Dat betekent dat eisers sub 1 een belang hadden bij de primaire besluiten. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eisers sub 1 terecht inhoudelijk heeft behandeld, zodat de rechtbank kan overgaan tot inhoudelijke behandeling van hun beroep.
7. De rechtbank gaat voor het beantwoorden van de geschilpunten uit van het juridische kader dat is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. In deze bijlage is de tekst opgenomen van de relevante bepalingen uit het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: het IVBPR), het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), de Grondwet, de Wom, en de Algemene plaatselijke verordening Maastricht 2006 (hierna: de APV). Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
De bij het bestreden besluit ingetrokken voorwaarden over het doen van uitingen
8. Over de voorwaarde over aanstootgevende of schokkende uitingen stellen eisers, in samenhang met de voorwaarde over uitingen die kunnen aanzetten tot verstoring van de openbare orde, het volgende. Deze voorwaarden zien op de inhoud van de betoging en mogen daarom niet gesteld worden. Vooraf inhoudelijke beperkingen opleggen, is in strijd met de Wom, de Grondwet en de mensenrechten die zijn neergelegd in artikel 10 en 11 van het EVRM en in artikel 19 en 21 van het IVBPR. Hoewel deze voorwaarden zijn ingetrokken, stellen eisers nog een belang te hebben bij de behandeling van hun beroep op dit onderdeel omdat uit de motivering van de gegrondverklaring van het bezwaar blijkt dat verweerder het grondrecht op betoging nog steeds miskent. Uit die motivering kan worden afgeleid dat verweerder deze voorwaarden nog zou kunnen stellen voor toekomstige betogingen.
9. Verweerder stelt zich op het volgende standpunt. Met hun beroep tegen de voorwaarde over aanstootgevende of schokkende uitingen hebben eisers geen belang meer, omdat deze voorwaarde en de voorwaarde over uitingen die kunnen leiden tot verstoring van de openbare orde zijn ingetrokken. Deze voorwaarden zullen ook bij volgende betogingen niet meer vooraf worden gesteld. Indien tijdens een betoging uitingen worden gedaan die (kunnen) leiden tot wanordelijkheden of die strafbaar zijn, zal op dat moment in overleg met de politie en/of het openbaar ministerie worden bekeken in hoeverre hiertegen wordt opgetreden en of beëindiging of beperking van de betoging dan geboden is.
10. De rechtbank overweegt als volgt.