ECLI:NL:RVS:2002:AE5986
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.M. van Angeren
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake demonstratierecht en niet-ontvankelijkheid van appellanten
In deze zaak, die werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hebben appellanten, Stichting Japanse Ereschulden en een individuele appellant, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank had op 20 september 2001 het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtens te honoreren belang meer zouden hebben. Dit volgde uit eerdere besluiten van de burgemeester van Leiden, die op 19 mei 2000 had besloten dat een demonstratie op 25 mei 2000 niet mogelijk was binnen een bepaald gebied, maar alternatieve locaties had aangeboden. De burgemeester had later de bezwaren van appellanten gegrond verklaard en de eerdere beslissing herroepen, waardoor de rechtsvraag of de burgemeester in strijd met de Wet openbare manifestaties had gehandeld, niet meer relevant was.
Tijdens de zitting op 3 juni 2002 werd de zaak besproken, waarbij de appellanten en de burgemeester vertegenwoordigd waren. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen geschil meer bestond dat de rechter kon beoordelen. De Afdeling bevestigde dat de bestuursrechter alleen kan oordelen over geschillen die nog bestaan, en dat het hoger beroep van appellanten ongegrond was. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat dit alleen kan worden toegewezen bij een gegrondverklaring van het beroep, wat hier niet het geval was.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De proceskostenveroordeling werd niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 juli 2002.