ECLI:NL:RBLIM:2018:7322

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
C/03/239801 / HA ZA 17-459
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in faillissementszaak met curator en gedaagde over aansprakelijkheid en vernietiging van rechtshandeling

Op 1 augustus 2018 heeft de Rechtbank Limburg een tussenvonnis uitgesproken in de zaak van de curator van Parkstad Logistics Group B.V. tegen [gedaagde]. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 99.000,00, vermeerderd met rente en proceskosten, op basis van toerekenbare tekortkomingen en onrechtmatig handelen van [gedaagde]. De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen laten verlopen, waarbij onder andere dagvaardingen, conclusies van antwoord en comparities zijn gehouden. De curator stelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor schade die PLG had geleden, terwijl [gedaagde] verweer voerde en aanvoerde dat de rechtshandeling waarvoor hij aansprakelijk werd gesteld, vernietigbaar was wegens het ontbreken van toestemming van zijn echtgenote, zoals vereist onder artikel 1:88 BW. De rechtbank oordeelde dat de curator de stelplicht had om aan te tonen dat de echtgenote van [gedaagde] eerder op de hoogte was van de rechtshandeling. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat het vernietigingsrecht van de echtgenote was verjaard. Tevens werd overwogen dat de curator niet had aangetoond dat de rechtshandeling niet onder de werking van artikel 1:88 BW viel. De zaak werd verwezen voor conclusie van repliek, waarbij de rechtbank verdere beoordeling aanhield.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/239801 / HA ZA 17-459
Vonnis van 1 augustus 2018
in de zaak van
[naam curator]in hoedanigheid van curator in het faillissement van Parkstad Logistics Group B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
eiser,
advocaat mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.W.I. van Vlokhoven te Tilburg.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de akte overlegging producties van de curator van 17 januari 2018,
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2018,
  • de akte overlegging producties van de curator van 2 maart 2018,
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] van 2 maart 2018,
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 maart 2018,
  • de akte na comparitie terzake artikel 1:88 jo artikel 1:89 BW, tevens akte overlegging nadere producties, met een productie van [gedaagde] van 4 april 2018,
  • de antwoordakte met een productie van de curator van 2 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Parkstad Logistics Group B.V. (toen genaamd Rhine Logistics Wesel Holding B.V.) is op 16 november 2010 opgericht (productie 2 dagvaarding) met als enig aandeelhouder en enig directeur [naam directeur] (nr. 2 dagvaarding).
2.2.
Bij notariële akte van 1 december 2010 (productie 3 dagvaarding) heeft [gedaagde] als comparant sub 1, handelend voor zich in privé en in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde voor en namens het in Curaçao gevestigde Investment Consultancy and Trading Bureau N.V. (hierna ICTB) 180 aandelen Warehousing Network B.V. in eigendom overgedragen aan Parkstad Logistics Group B.V. (hierna: PLG, toen nog genaamd Rhine Logistics Wesel Holding B.V.), vertegenwoordigd door [naam directeur] als zelfstandig bevoegd bestuurder. De akte houdt in, voor zover hier van belang:
“(…)
LEVERING
Ter uitvoering van gemelde overeenkomst van koop verklaarde de (…) verkoper (…) te leveren aan de koper (…) 180 gewone aandelen (…) nominaal (…) € 100,- (…)
KOOPPRIJS
Gemelde koop is geschied voor een koopprijs van een euro (€ 1,00) welk bedrag door koper is voldaan als volgt:
SCHULDOMZETTING
Vervolgens verklaren partijen te zijn overeengekomen dat verkoper bij deze van gemelde koopprijs afstand doet, zulks onder de verplichting voor koper om aan verkoper schuldig te erkennen uit hoofde van geldlening een bedrag in contanten ter grootte van voorenomschreven koopprijs (…)
Verkoper verleent koper kwijting voor de betaling van de koopprijs.
Gemelde koopprijs is gebaseerd op de intrinsieke waarde volgens de tussentijdse financiële verslagen van de vennootschap en haar dochteronderneming Public Warehouse Emmelsum West GmbH (…). Een door partijen ondertekend exemplaar van de tussentijdse financiële verslagen zal aan deze akte worden gehecht.
(…)
GARANTIES VERKOPER
1. De comparant sub 1 (noot Rb: [gedaagde]
) zowel namens verkoper als ook namens zichzelf in privé (zulks in afwijking van gemelde intentieovereenkomst) verklaarde tegenover koper te garanderen en de comparant sub 2, (noot Rb: [naam directeur] , handelend als bevoegd bestuurder van PLG
) (…) verklaarde tegenover koper te garanderen en de comparant sub 2, handelende als gemeld, verklaarde deze garantiestelling bij deze te aanvaarden, dat:
- de tussentijdse financiële verslagen een volledig en juist beeld geven (…);
- alle voorzieningen en reserveringen in de tussentijdse financiële verslagen adequaat zijn;
- er geen verplichtingen zijn welke niet uit de tussentijdse financiële verslagen blijken, waaronder uitdrukkelijk begrepen verplichtingen terzake van latente belastingschulden, sociale verzekeringsschulden, pensioentoezeggingen en verplichtingen inzake de milieuwetgeving, doch ook navorderingen en naheffingen vanwege belastingen en sociale lasten van welke aard ook en voorts dat alle aangegeven vorderingen en rechten waarheidsgetrouw zijn weergegeven;
- er geen achterstand met de indiening van aangiften voor enige belasting of premies voor sociale verzekering is en dat de gedane aangiften hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. Er bestaan geen specifieke afspraken met de fiscale autoriteiten;
- vanaf de balansdatum tot heden geen andere verplichtingen of claims ten laste van de vennootschap bekend zijn dan die welke uit de tussentijdse financiële verslagen blijken en dat de vennootschap zich op generlei wijze heeft verbonden voor schulden van derden;
- alle besluiten van de organen der vennootschap zijn uitgevoerd;
- de verkochte aandelen verkoper toebehoren in volle en vrije eigendom, vrij van beslag;
- de betreffende aandelen geheel zijn volgestort;
- op de aandelen geen vruchtgebruik rust, de aandelen niet in pand zijn gegeven en geen certificaten van aandelen zijn uitgegeven;
- geen opties of andere rechten bestaan krachtens welke aanspraak gemaakt kan worden op levering van een of meer verkochte aandelen;
- door de vennootschap geen aandelen zijn ingekocht;
- geen besluit tot emissie van obligaties of van aandelen in het kapitaal der vennootschap genomen is;
- door de vennootschap geen preferente of prioriteitsaandelen zijn uitgegeven;
- geen besluit tot ontbinding of statutenwijziging der vennootschap is genomen;
- de vennootschap niet in staat van faillissement verkeert noch dat een aanvraag daartoe is gedaan. Evenmin is surseance van betaling verzocht of verkregen;
- geen uitkeringen van winst, daaronder begrepen tantièmes door de vennootschap zijn gedaan, noch dat besluiten tot enige winstuitkering zijn genomen en de vennootschap niet contractueel of anderszins tot enige winstuitkering verplicht is;
- de vennootschap per heden geen arbeidsgeschillen met werknemers of gewezen werknemers heeft;
- de vennootschap geen onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in de Wet op de Omzetbelasting, danwel dat de bevoegde inspecteur der Omzetbelasting schriftelijk in kennis is gesteld dat bedoelde fiscale eenheid is verbroken per heden;
- door of tegen de vennootschap geen civiele-, strafrechtelijke, administratieve of arbitrale procedure aanhangig is gemaakt of is aangekondigd en dat er naar beste weten van verkoper geen feiten of omstandigheden zijn welke tot die procedures kunnen leiden;
- geen activa van de vennootschap in beslag zijn genomen of met enig beperkt recht zijn bezwaard, uitgezonderd beperkte zekerheidsrechten ten behoeve van de bank der vennootschap;
- de debiteuren, voorzover zij in het tussentijds financieel verslag niet als dubieus zijn aangemerkt, gegoed zijn;
- alle vergunningen geldig zijn en de vennootschap de voorwaarden in de vergunning gesteld, altijd stipt heeft nagekomen en dat alle vergunningen toereikend zijn voor de uitoefening der onderneming;
- op de vennootschap geen aanschrijving rust van overheidswege van enigerlei aard;
- de vennootschap het recht heeft op de door haar gevoerde handelsnaam, handelsmerken en beeldmerken;
- de vennootschap het recht heeft op de industriële en intellectuele eigendom welke zij nodig heeft bij de uitoefening van haar bedrijf;
- alle aan de vennootschap toebehorende documenten zoals jaarrekeningen, aandeelhoudersregisters, statuten en overige boekhoudbescheiden aan koper zijn overgedragen;
- de vennootschap haar Nederlands recht geen vennootschap is in de zin van artikel 4 Wet op Belastingen van Rechtsverkeer (in bepaalde gevallen is dan overdrachtsbelasting verschuldigd).
2. Verder verklaarde de comparant sub 1 handelende als gemeld:
- de vennootschap heeft haar onderneming tot op heden op de gebruikelijke wijze gedreven; - alle overeenkomsten waarbij de vennootschap partij is, zullen worden voortgezet;
- verkoper zal zich onthouden van iedere actie ten aanzien van leveranciers en afnemers welke de belangen van de vennootschap of koper kunnen schaden;
- op de aandelen en/of activa der vennootschap geen vervreemdingsverbod rust in de zin van de Inkomstenbelasting, de Vennootschapsbelasting of de Wet op Belastingen van
Rechtsverkeer, wegens het genieten van een fiscale faciliteit in het verleden;
  • de vennootschap heeft ten kantore van de Kamer van Koophandel geen verklaring neergelegd als bedoeld in artikel 2:403 van het Burgerlijk Wetboek (aanvaarding aansprakelijkheid schulden van dochtervennootschappen);
  • verkoper heeft aan koper alle inlichtingen verschaft waarvan hij weet of had kunnen weten dat die voor koper van belang konden zijn bij het aangaan van deze overeenkomst van koop.
(…)
BOETEBEDING
8. In geval van niet-nakoming van voormelde verplichtingen zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren van twintig procent (20%) van voormelde koopsom met een minimum van (…) € 45.000,00, benevens een boete van (…) € 450,00 per dag of een gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt, alles op eerste aanmaning en zonder ingebrekestelling door de nalatige partij aan de wederpartij te voldoen, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding.
De comparant sub 1, handelend zowel in privé als namens de vennootschap, verklaarde jegens koper garant te staan voor de nakoming van gemeld boetebeding door verkoper, terwijl de comparant sub 2 verklaarde gemeld beding bij deze namens koper te aanvaarden. (…).”.
2.3.
Bij notariële akte van 1 december 2010 (productie 4 dagvaarding) heeft [gedaagde] als comparant sub 1, handelend voor zich in privé en in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde voor en namens ICTB 180 aandelen Terminal Network B.V. in eigendom overgedragen aan PLG, vertegenwoordigd door [naam directeur] als zelfstandig bevoegd bestuurder. Voor zover van belang heeft de akte dezelfde inhoud als de hiervoor in rov. 2.2 vermelde akte, met dien verstande dat de koopprijs van de aandelen ad € 1,- “(…)
is gebaseerd op de intrinsieke waarde volgens de tussentijdse financiële verslagen van de vennootschap en haar dochteronderneming Rhein-Lippe Terminal GmbH Hafenbetrieb (…).”.
2.4.
Terminal Network en Warehousing Network hadden aandelen in twee Duitse vennootschappen, te weten Rhein-Lippe Terminal GmbH en Public Warehousing Emmelsum West GmbH. Deze Duitse vennootschappen hielden zich bezig met respectievelijk de exploitatie van een containerterminal en een opslagloods te Emmelsum (Duitsland).
2.5.
PLG heeft in haar dochtervennootschappen geïnvesteerd teneinde deze te doen renderen. In de bij de faillissementsaanvraag gevoegde stukken is vermeld dat PLG op datum faillissement een vordering had op Rhein-Lippe Terminal uit hoofde van verzonden facturen ter grootte van € 173.500,00. Tevens is vermeld dat PLG een vordering had op deze vennootschap uit hoofde van rekening-courant ter grootte van € 79.098,20. Verder is vermeld dat PLG op Public Warehousing Emmelsum West op datum faillissement een vordering had uit hoofde van verzonden facturen ter grootte van € 77.000,00 en uit hoofde van rekening-courant ter grootte van € 2.681,10.
2.6.
Op 28 oktober 2014 is PLG in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator als curator.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad en tegen bewijs van kwijting, van [gedaagde] tot betaling aan de curator van een bedrag van € 99.000,00, vermeerderd met rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 augustus 2017 tot aan de dag van volledige voldoening, vermeerderd met proceskosten en rente.
Hij legt hieraan ten grondslag dat er feiten en omstandigheden zijn, op basis waarvan [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens PLG. Als gevolg hiervan is bij PLG schade ontstaan die door [gedaagde] dient te worden vergoed.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat de verplichtingen door hem in persoon aangegaan zoals neergelegd in de hiervoor in rov. 2.2 en 2.3 neergelegde aktes rechtshandelingen betreffen zoals genoemd in art. 1:88 lid 1 aanhef en onder sub c BW waarvoor toestemming is vereist van zijn echtgenote. Die toestemming is niet gegeven, en zijn echtgenote heeft de betreffende rechtshandelingen vernietigd bij e-mailbericht van 11 februari 2015 (productie 10 conclusie van antwoord).
4.2.
De curator heeft aangevoerd dat een eventuele beroep op vernietiging ex art. 1:88 BW is verjaard. Wat dit betreft volgt uit art. 3:52 lid 1, aanhef en onder d, BW in samenhang met art. 1:89, lid 1, BW dat de rechtsvordering tot vernietiging van een overeenkomst wegens het ontbreken van de krachtens art. 1:88 BW vereiste toestemming is verjaard na drie jaren gerekend vanaf het moment waarop deze bevoegdheid tot vernietiging aan de echtgenoot van wie de toestemming was vereist, ten dienste is komen te staan. De verjaringstermijn gaat lopen op het tijdstip waarop de betrokken echtgenoot daadwerkelijk bekend is geworden met het bestaan van de overeenkomst (zie Hoge Raad 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1866).
4.3.
Op de curator rust de stelplicht en bij voldoende betwisting de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit die bekendheid van de echtgenote kan worden afgeleid. Bezien in het licht van die stelplicht en bewijslastverdeling ziet de rechtbank niet dat de enkele stelling van de curator dat de echtgenote al eerder dan drie jaar voor haar e-mailbericht van 11 februari 2015 waarin zij een beroep op vernietiging doet, kennis heeft genomen van vóór 11 februari 2012 aangetekend verzonden brieven, maakt dat het, in zijn woorden, zonder nadere toelichting volstrekt onaannemelijk is dat de echtgenote geen kennis zou hebben genomen van aangetekend verzonden brieven van vóór 11 februari 2015. Het is immers niet goed voorstelbaar hoe [gedaagde] zijn stelling dat aan hem gerichte aangetekende post niet door zijn vrouw wordt geopend en vervolgens ook niet wordt gelezen, nader kan toelichten. Vanzelfsprekend is wel dat aan een aanbod van de curator om te bewijzen dat de echtgenote dergelijke post wel opent en leest althans altijd van de inhoud daarvan kennis neemt, geen al te hoge eisen kunnen worden gesteld. Enig bewijsaanbod ter zake heeft de curator niet gedaan (vgl. HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6106). De rechtbank acht geen termen aanwezig om ambtshalve bewijs op te dragen. Al met al zijn er onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat het vernietigingsrecht van de echtgenote van [gedaagde] reeds was verjaard toen zij het inriep, zodat het beroep op verjaring faalt.
4.4.
De curator voert aan dat geen sprake is van een rechtshandeling ex art. 1:88 eerste lid aanhef en onder c BW. Er is sprake van een rechtshandeling die hij, [gedaagde] , in persoon moet nakomen en die hij niet is nagekomen. Er is, aldus de curator, sprake van verplichtingen waarvan hij de nakoming in de hand heeft.
De rechtbank stelt voorop dat onder het hoofd “Garanties verkoper” weliswaar is vermeld dat [gedaagde] “namens zichzelf in privé” verbindt, maar dat uit de woorden “garanderen” en “garantstelling” in die passage in beginsel moet worden afgeleid dat [gedaagde] zich met een en ander heeft willen sterk maken voor een derde in de zin van art. 1:88 eerste lid aanhef en onder c BW. Indien partijen in 2010 de bedoeling hadden, zoals de curator aanvoert, dat [gedaagde] een persoonlijke verplichting op zich zou nemen niet vallende onder art. 1:88 lid 1 aanhef en sub c BW, had van de curator in elk geval een nadere toelichting mogen worden verwacht waarom partijen een dermate verregaande verplichting op [gedaagde] wilden leggen. Dit heeft de curator niet gedaan. De curator heeft ook niet gesteld dat in de in rov. 2.2 en 2.3 genoemde aktes andere verplichtingen zijn opgenomen dan de verplichtingen die zijn vermeld in de nrs. 1 en 2 onder het hoofd “GARANTIES VERKOPER”. Zonder nadere, maar ontbrekende toelichting houdt de rechtbank de in die nrs. 1 en 2 vermelde verplichtingen voor typische “sterk makingsverplichtingen”. Tenslotte heeft de curator niet aangevoerd wat partijen allemaal hebben besproken en afgesproken voorafgaande aan het opmaken van de twee aktes. Al met al is de uitleg van de inhoud van de aktes zoals de curator die voorstaat, onvoldoende toegelicht en onderbouwd om tot een bewijsopdracht te komen. De rechtbank houdt het er daarom voor dat [gedaagde] zich slechts sterk heeft gemaakt voor de nakoming van een of meer verbintenissen van ICTB jegens PLG. De conclusie is dat [gedaagde] met de verplichtingen in de in rov. 2.2 en 2.3 genoemde aktes telkens verplichtingen op zich heeft genomen die vallen onder de werking van art. 1:88 lid 1 aanhef en sub c BW.
4.5.1
De curator heeft verder aangevoerd dat lid 5 van art. 1:88 BW van toepassing is. Dit lid bepaalt dat de toestemming voor een rechtshandeling als bedoeld in art. 1:88 lid 1 onder c BW niet is vereist als zij wordt verricht door een bestuurder van, in dit geval ICTB, die alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen in ICTB houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van ICTB.
4.5.2
[gedaagde] heeft erkend dat hij alle aandelen bezit in ICTB en dat hij als feitelijk bestuurder kan worden beschouwd (nr. 18 akte na comparitie; zie ook nr. 11 antwoordakte curator). Hiermee heeft hij niet betwist dat de rechtshandeling is verricht door hem als bestuurder en meerderheidsaandeelhouder in de zin van lid 5 van art. 1:88 BW. Dit betekent dat de rechtbank ervan zal uitgaan dat [gedaagde] als handelend echtgenoot zo nauw verbonden was met de onderneming dat hij in de praktijk als ondernemer kon gelden doordat hij de zeggenschap uitoefende en financieel belang had bij de bedrijfsresultaten van ICTB ten behoeve waarvan hij zich middels de zekerheidsstelling heeft verbonden.
4.5.3
Voor de beantwoording van de vraag of de rechtshandeling is geschied in de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap dient beoordeeld te worden of het aangaan van de aandelenoverdracht zelf tot de normale bedrijfsuitoefening van ICTB behoorde. Uit vaste rechtspraak volgt dat dit begrip, gelet op het beginsel van gezinsbescherming dat aan artikel 1:88 BW ten grondslag ligt, restrictief moet worden uitgelegd. Tevens volgt uit vaste jurisprudentie dat met de uitzondering in 1:88 lid 5 BW is bedoeld dat de toestemming van de andere echtgenoot alleen dan niet is vereist indien de rechtshandeling waarvoor de in artikel 1:88 lid 1 onder c BW bedoelde zekerheid wordt verstrekt zelf behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van een bedrijf van die vennootschap plegen te worden verricht (HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5526 en HR 18 december 2015 ECLI:NL:HR:2015:3606). Uit genoemde arresten blijkt dat met de 'handeling zelf' wordt gedoeld op de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt en derhalve niet ziet op het aangaan van de borgtocht of de andere zekerheidstelling, zoals door [gedaagde] gesteld. Dit verweer dient dan ook te worden gepasseerd. Immers, de 'handeling zelf' dient tot de normale, gebruikelijke bedrijfshandelingen te behoren.
4.5.4
[gedaagde] heeft als productie 16 overgelegd een door [naam notaris] , notaris in Curaçao, opgemaakte akte, inhoudende, voor zover hier van belang:
“(…) that the attached text is a true but unofficial English translation of the Articles of Association of the limited liability company:
“Investment Consultancy and Trading Bureau N.V. (…)
Objects
Article 2
The objects of the Company are:
a. the acquisition, the possession, the sale, the exchange, the transfer, dealing in- and alienation of shares, bonds, funds. order documents, evidences of indebtedness and other securities and the dealing in other enterprises and companies;
b. the acquisition of revenues derived from the alienation or the granting of right to use copyrights, patents, designs, secret processes or formulae, (…)”’.
Het door de curator als productie 99 overgelegde uittreksel uit het Handelsregister Curaçao betreffende ICTB bevat de Nederlandse tekst van het vorenstaande en wel:
“a.
Het verkrijgen, het bezitten, het verkopen, het ruilen, het overdragen, handelen in- en
vervreemden van aandelen, obligaties, fondsen, orderpapieren, schuldbewijzen en
andere effecten en het deelnemen in andere ondernemingen en vennootschappen;
b. Het verkrijgen van opbrengsten voortvloeiende uit de vervreemding of het
afstaan van het recht tot het gebruik maken van auteursrechten, octrooien, modellen,
geheime procede’s of recepten, …”.
Uit deze omschrijving volgt dat de verkoop van aandelen behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf van ICTB plegen te worden verricht. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat ICTB tijdens haar bestaan slechts één maal aandelen heeft verkocht. Het ontgaat de rechtbank gelet op de duidelijke doelomschrijving van ICTB waarom dit van belang zou zijn. Ter zijde merkt de rechtbank overigens op dat er in elk geval sprake is van twee aktes waarbij telkens aandelen in twee verschillende vennootschappen zijn overgedragen. De conclusie van dit alles is dat het beroep op art. 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW niet slaagt.
4.6.
Conform hetgeen tijdens de comparitie van 2 maart 2018 is afgesproken, wordt de zaak verwezen voor conclusie van repliek en zal de rechtbank de verdere beoordeling van de zaak aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 12 september 2018 voor conclusie van repliek zijdens de curator;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: AP