ECLI:NL:RBLIM:2017:544

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3736u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • S.J.O. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toereikendheid van huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin haar aanvraag voor huishoudelijke hulp was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van verweerder naar de noodzaak van de hulp ontoereikend was. Verweerder had zich beperkt tot de vraag of eiseres de regie over het huishouden kon voeren, zonder te onderzoeken of de aangeboden algemene voorziening van drie uur per week voldoende was, gezien de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder de zorg voor haar echtgenoot en haar eigen gezondheidsproblemen.

De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 30 november 2016 en naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 mei 2016, waarin werd gesteld dat een gemeente een algemene voorziening kan aanbieden, maar dat deze moet voldoen aan de eisen van de Wmo 2015. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Landgraaf niet had aangetoond dat zij contracten had met zorgorganisaties voor de levering van de algemene voorziening en dat de hoogte van de eigen bijdrage niet correct was vastgesteld. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres recht kreeg op vier uur en veertig minuten huishoudelijke hulp per week, alsook een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van een adequaat onderzoek door de gemeente naar de specifieke behoeften van cliënten in het kader van de Wmo 2015 en de noodzaak om maatwerk te leveren in plaats van alleen te vertrouwen op algemene voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/3736

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

17 januari 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.O. Dijkstra),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder ten aanzien van eiseres een beslissing genomen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Bij besluit van 10 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk, vervanger van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • treft een voorlopige voorziening, inhoudende de toekenning aan eiseres van vier uur en veertig minuten per week hulp bij het huishouden, te verstrekken in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) en één uur per week strijkservice, te verstrekken in natura, en bepaalt dat deze voorzieningen door verweerder dienen te worden verstrekt vanaf de datum van de uitspraak tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 30 november 2016 in een vergelijkbare zaak (met kenmerk ECLI:NL:RBLIM:2016:10305) waarin zij heeft overwogen dat het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden, alsmede de zorg voor het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding omvat. Een gemeente kan ervoor kiezen om huishoudelijke verzorging aan te bieden in de vorm van een algemene voorziening, die als basisvoorziening voorliggend kan zijn op een eventueel in aanvulling daarop te verstrekken maatwerkvoorziening, indien deze noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid van de betrokken cliënt (zie rechtsoverweging 4.5.3 van de uitspraak van de CRvB 18 mei 2016 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2016:1404).
3. Het standpunt van verweerder dat het bij het voeren van een gestructureerd huishouden gaat om het voeren van de regie over het huishouden in de zin van het aansturen en organiseren van het huishouden en niet om de vraag of die werkzaamheden door de betrokkene zelf kunnen worden verricht, kan gelet op de uitspraken van de CRvB van 18 mei 2016 met kenmerken (ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1403) niet voor juist worden gehouden. Door de voorwaarde te stellen dat alleen bij regieverlies over het huishouden een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden kan worden verstrekt legt verweerder het begrip ‘voeren van een gestructureerd huishouden’ te beperkt uit. De rechtbank stelt vast dat verweerder het onderzoek in het kader van de herindicatie voor huishoudelijke hulp heeft beperkt tot de vraag of eiseres de regie over het huishouden kan voeren. Verweerder heeft niet onderzocht of de (maximaal toe te kennen) drie uur van de algemene voorziening (mede gelet op het feit dat ook de echtgenoot van eiseres inmiddels in een rolstoel zit en eiseres last heeft van chronische diarree als gevolg waarvan badkamer en toilet veelvuldig gereinigd dienen te worden) toereikend zijn of moeten worden uitgebreid met een maatwerkvoorziening. Gelet hierop is het onderzoek van verweerder ontoereikend geweest.
4. Daarnaast is de rechtbank - gelet op hetgeen de CRVB heeft overwogen in zijn uitspraak van 18 mei 2016 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2016:1404 - van oordeel dat de algemene voorziening zoals deze door de gemeente Landgraaf wordt aangeboden niet kan worden aangemerkt als een algemene voorziening in de zin van de Wmo 2015. Allereerst is niet gebleken van een of meer contracten met een of meer zorgorganisaties waarin deze zich jegens het college hebben verbonden om een algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ te leveren en wat daarvan de kosten zijn. De enige overeenkomst die namens verweerder (ter zitting) is overgelegd betreft een Overeenkomst inzake de aanbesteding Zorgleverancier Hulp bij het huishouden van 20 december 2012 tussen de gemeenten Brunssum, Heerlen, Landgraaf, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal. Deze overeenkomst is gelet op de datum en inhoud echter geen overeenkomst als hiervoor bedoeld. Verder is niet gebleken dat verweerder, zoals op grond van artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 vereist wordt, de hoogte van de bijdrage die een cliënt verschuldigd is in de kosten van een algemene voorziening heeft vastgelegd in een verordening. Delegatie daarvan aan het college is niet toegestaan. Door verweerder is tot slot ook niet onderzocht of de algemene voorziening voor eiseres, die naast de eigen bijdrage van € 5,- per uur voor hulp bij het huishouden, ook maandelijks een eigen bijdrage van € 319,- in verband met een woningaanpassing dient te voldoen, financieel haalbaar is.
5. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
6. De rechtbank ziet met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en zoekt daarbij aansluiting bij de eerdere indicatie van vier uur en veertig minuten huishoudelijke hulp, te verstrekken in de vorm van een pgb en één uur strijkservice, te verstrekken in natura. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot toekenning van vijf of zes uur huishoudelijke hulp, zoals ter zitting is gevraagd, omdat verweerder met betrekking tot de noodzaak daarvan eerst onderzoek zal moeten verrichten.
De voorzieningen dienen door verweerder te worden verstrekt vanaf de datum uitspraak tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op bezwaar.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is ondertekend.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 januari 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.