Uitspraak
5.Eiser heeft op 20 januari 2014 opnieuw een WW-uitkering aangevraagd per
9.De rechtbank overweegt als volgt.
21.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Limburg
In deze zaak gaat het om een werknemer van de Koninklijke Marechaussee (KMar) die op 3 juli 2000 in dienst trad en uiteindelijk werd ontslagen wegens wangedrag. De werknemer had heimelijk compromitterende filmopnames gemaakt van zijn kamergenoot, wat leidde tot een disciplinaire straf van ontslag. De Minister van Defensie oordeelde dat het vertrouwen in de werknemer ernstig was beschadigd en dat ontslag gerechtvaardigd was. De werknemer had eerder bezwaar gemaakt tegen zijn schorsing en het ontslag, maar zijn beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank Den Haag. De werknemer verzocht om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar deze werd geweigerd vanwege verwijtbare werkloosheid. De rechtbank oordeelde dat de werknemer had kunnen weten dat zijn gedrag niet aanvaardbaar was en dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. De rechtbank concludeerde dat de werknemer verwijtbaar werkloos was geworden en dat de weigering van de WW-uitkering terecht was. Het beroep van de werknemer werd ongegrond verklaard.