ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ9569

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
153303 / HA ZA 10-872
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bedragen door CZ Zorgkantoor B.V. aan gedaagden in verband met zorgovereenkomsten

In deze zaak heeft CZ Zorgkantoor B.V. vorderingen overgedragen van tientallen PGB-houders aan personen verbonden aan ‘Raad & Daad’, met wie deze PGB-houders zorgovereenkomsten zijn aangegaan. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat deze zorgovereenkomsten in strijd zijn met de openbare orde. De ongedaanmakingsverplichtingen die hieruit voortvloeien, zijn vastgesteld op de door CZ als onverantwoord aangemerkte bedragen. De gedaagden zijn veroordeeld om deze bedragen aan CZ te betalen, als rechthebbende van de overgedragen vorderingen. De rechtbank heeft echter onvoldoende grond gezien voor een verdergaande aansprakelijkheid van de gedaagden.

De procedure begon na een tussenvonnis van 10 oktober 2012, waarbij partijen akten hebben genomen en CZ haar eis heeft gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat CZ een toewijsbare vordering heeft op Ynfo en haar vennoten, evenals op een andere gedaagde, op basis van de zorgovereenkomsten. De rechtbank heeft de bedragen die door de PGB-houders zijn betaald, verminderd met de door CZ als verantwoord geaccepteerde bestedingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen in reconventie van de gedaagden zijn afgewezen, en dat de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd.

In de beslissing heeft de rechtbank gedaagden sub 1, 2 en 3 hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 681.474,77 aan CZ, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde sub 6 is veroordeeld tot betaling van € 75.159,30, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de kosten van het geding aan de zijde van CZ en gedaagden vastgesteld en gecompenseerd waar nodig. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats [gedaagde 2]tricht
Burgerlijk recht
zaaknummer / rolnummer: 153303 / HA ZA 10-872
Vonnis van 1 mei 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CZ ZORGKANTOOR B.V.,
gevestigd te Tilburg,
advocaat mr. A.A.H. Zegers te Tilburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
tegen
1. de vennootschap onder firma
YNFO THUISBEGELEIDING VOF,
tevens h.o.d.n. ‘‘RAAD & DAAD THUISBEGELEIDING’’,
gevestigd te Ulestraten,
2. [gedaagde 2],
wonende te Ulestraten,
3. [gedaagde 3],
wonende te Ulestraten,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
gevestigd te Ulestraten,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 5],
gevestigd te Ulestraten,
advocaat mr. J.F.E. Kikken te Hoensbroek,
en
6. [gedaagde 6]’’,
wonende te Heerlen,
advocaat mr. F.G.H.J. Niemarkt te Heerlen,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie.
1. De verdere procedure
Na het tussenvonnis van 10 oktober 2012 hebben partijen ter rolle van 7 november 2012 ieder een akte genomen. CZ heeft daarbij haar eis gewijzigd. Ter rolle van 19 december 2012 hebben partijen ieder een antwoordakte genomen. Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vorderingen
in conventie
2.1 Na haar laatste eiswijziging vordert CZ dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan CZ van:
a.1 (totaal 2009): € 1.125.146,63,
althans, als cessionaris:
a.2 (eveneens 2009): € 914.058,23,
de vordering a.1 respectievelijk a.2 met inachtneming van een voorwaardelijke eisvermindering van € 69.170,04 conform productie 83 van CZ;
b. (voorschotten 2010): € 173.444,78;
c. ([belanghebbende]): € 104.134,12,
vermeerderd met de wettelijke handelsrente subsidiair wettelijke rente vanaf de door de rechtbank te bepalen datum, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, die van de beslaglegging daaronder begrepen.
in reconventie
2.2 De vorderingen in reconventie zijn ongewijzigd en strekken tot opheffing van door CZ ter verzekering van verhaal van haar vorderingen gelegde beslagen ten laste van eisers in reconventie sub 1, 2, 3, 5 en 6.
3. De verdere beoordeling
in conventie
3.1 Na de na het tussenvonnis van 10 oktober 2012 door partijen genomen aktes kan van een aantal van de bij de (thans) 140 cessies betrokken zorgovereenkomsten met PGB-houders worden vastgesteld of zij door Ynfo of door [gedaagde 6] zijn aangegaan. Als onvoldoende weersproken kan daarbij worden uitgegaan van de gegevens in de door CZ als productie 80 overgelegde overzichten. Blijkens die overzichten gaat het wat Ynfo betreft om 83 zorgovereenkomsten en wat [gedaagde 6] betreft om drie zorgovereenkomsten. Drie in de overzichten opgenomen zorgovereenkomsten, alsmede de zorgovereenkomst met [belanghebbende], zijn gesloten met de BV. Van de overige in de cessies betrokken zorgovereenkomsten is niet bekend met wie zij door de betreffende PGB-houders zijn aangegaan.
3.2 Zoals overwogen in het tussenvonnis van 14 maart 2012, zijn alle in deze zaak relevante zorgovereenkomsten nietig wegens strijd met de openbare orde. De ongedaanmakingsverplichtingen die daaruit voor Ynfo (en haar vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3]) terzake de door Ynfo gesloten zorgovereenkomsten respectievelijk [gedaagde 6] terzake de door hem gesloten zorgovereenkomsten voortvloeien, zijn in redelijkheid te stellen op de door CZ als onverantwoord aangemerkte bedragen. De op grond van die zorgovereenkomsten aan de betreffende PGB-houders verleende diensten zijn, mede gelet op het voorgeschreven systeem van verantwoording achteraf en hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd, in redelijkheid te waarderen op de door CZ in haar overzicht als verantwoord geaccepteerde bedragen. Van die bedragen vordert zij geen betaling.
3.3 Wederom uitgaand van de door CZ als productie 80 overgelegde overzichten en met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 3.1 is overwogen, heeft CZ op grond van het voorgaande en gelet op de cessies een toewijsbare vordering op Ynfo en haar vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van € 681.474,77 en op [gedaagde 6] van € 75.159,30. Dit zijn de totaalbedragen van de door de PGB-houders (uit de van CZ afkomstige voorschotten) betaalde bedragen op grond van de met hen gesloten zorgovereenkomsten, voor zover in de cessies betrokken, verminderd met de door CZ als verantwoord geaccepteerde bestedingen. Ten aanzien van de in de cessie betrokken zorgovereenkomsten waarvan onbekend is met wie deze door de betreffende PGB-houders zijn gesloten, geldt dat, bij gebreke van duidelijkheid over de vraag wie de debiteur is, de vordering van CZ als cessionaris van die vorderingen niet kan slagen.
3.4 Voor een verdergaande aansprakelijkheid van gedaagden 1,2,3 en 6 en voor aansprakelijkheid van gedaagden sub 4 en 5 ziet de rechtbank onvoldoende grond. Hetgeen CZ heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat gedaagden onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld danwel ten opzichte van haar ongerechtvaardigd zijn verrijkt, acht de rechtbank, mede in het licht van het gevoerde verweer, onvoldoende concreet. Bij gebreke van voldoende specifieke, voor bewijs vatbare stellingen, zal het dienaangaande gedane bewijsaanbod van CZ dan ook worden gepasseerd. Hetgeen CZ naast de reeds toewijsbaar geoordeelde bedragen vordert, zal derhalve worden afgewezen.
3.5 De door CZ aan haar vordering verbonden voorwaardelijke eisvermindering is, gelet op het voorgaande, alleen relevant wat betreft de voorwaardelijke vermindering terzake het lopende beroep van PGB-houder [belanghebbende], die een zorgovereenkomst heeft gesloten met Ynfo. De overige beroepen hebben geen betrekking op vorderingen van PGB-houders die ten grondslag liggen aan hetgeen bij het onderhavige vonnis aan CZ wordt toegewezen, hetgeen volgt uit het voor CZ als productie 83 overgelegde overzicht, in samenhang met haar productie 80. De voorwaardelijke eisvermindering inzake [belanghebbende] - blijkens producties 80 en 83 gaat het om maximaal € 5.531,54 - zal bij de beslissing in aanmerking worden genomen als hierna in het dictum vermeld.
3.6 Nu het hier geen vordering uit een handelsovereenkomst betreft, is de primair door CZ gevorderde handelsrente niet aan de orde. De wettelijke rente van artikel 6:119 BW zal worden toegewezen met ingang van de dag van dagvaarding.
3.7 Gedaagden 1, 2 en 3 zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de aan de zijde van CZ gerezen proceskosten. Ten aanzien van gedaagde sub 6 geldt dat hij deels in het gelijk en deels in het ongelijk wordt gesteld, zodat ten aanzien van hem de proceskosten zullen worden gecompenseerd. De proceskosten van gedaagden sub 4 en 5 zullen, gelet op de omstandigheid dat zij tezamen met gedaagden sub 1, 2 en 3 een gelijkluidend verweer hebben gevoerd, worden begroot op nihil.
in reconventie
3.8 Uit de beoordeling in conventie vloeit voort dat de reconventionele vordering ten aanzien van de ten laste van Ynfo, [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 6] gelegde beslagen moet worden afgewezen en ten aanzien van de ten laste van [gedaagde 3] Holding B.V. gelegde beslagen dient te worden toegewezen. In die uitkomst ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie
4.1 veroordeelt gedaagden sub 1, 2 en 3 hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan CZ te betalen het bedrag van € 681.474,77, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 22 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
4.2 bepaalt dat op het onder 4.1 toegewezen bedrag in mindering strekt hetgeen in de aanhangig zijnde beroepsprocedure van PGB-houder [belanghebbende] alsnog - tot een bedrag van maximaal € 5.531,54 - als verantwoord wordt aanvaard;
4.3 veroordeelt gedaagde sub 6 om aan CZ te betalen het bedrag van € 75.159,30, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 22 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
4.4 veroordeelt gedaagden sub 1, 2 en 3 in de kosten van het geding aan de zijde van CZ gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 2.203,41 aan beslagkosten, € 73,89 aan explootkosten, € 4.951,- aan griffierecht en € 9.030,- voor salaris advocaat;
4.5 veroordeelt CZ in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagden sub 4 en 5 gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
4.6 compenseert de kosten van het geding tussen CZ en gedaagde sub 6 aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
4.7 verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8 wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
4.9 heft op de op verzoek van CZ ten laste van [gedaagde 3] Holding B.V. gelegde conservatoire beslagen;
4.10 verklaart de beslissing onder 4.9 uitvoerbaar bij voorraad;
4.11 wijst af het meer of anders gevorderde;
4.12 compenseert de kosten van het geding aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.F.W. Huinen, P.E. de Kort en T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2013.