ECLI:NL:CRVB:2014:3395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor na faillissement zorgaanbieder
In deze zaak gaat het om de terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor van appellante, die haar pgb had gedelegeerd aan de zorgaanbieder Raad en Daad. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording van de besteding van de pgb-gelden bij de verzekerde ligt, in dit geval appellante. De Raad stelt vast dat het Zorgkantoor vooraf pgb-voorschotten moet betalen en achteraf moet beoordelen of het pgb op de juiste wijze is besteed. Appellante had een pgb van € 11.723,76 toegekend gekregen, dat later werd verhoogd naar € 13.169,20. Na het faillissement van Raad en Daad bleek dat er geen verantwoording kon worden afgelegd voor de besteding van het pgb, wat leidde tot een terugvordering van € 1.812,87 door het Zorgkantoor. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Zorgkantoor heeft dit ongegrond verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Zorgkantoor verantwoordelijk is voor de verantwoording, maar de Raad oordeelt dat de verantwoordelijkheid bij appellante blijft, ook al had zij het beheer uitbesteed. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat het Zorgkantoor de pgb's lager kan vaststellen indien de subsidie-ontvanger niet aan de verplichtingen heeft voldaan. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.